Oor tegen de grond

Vooral in de zestiende eeuw kende ’s-Hertogenbosch kroniekschrijvers: Van Os, Molius en Cuperinus. Aan de hand van kleine voorvallen en grote gebeurtenissen beschreven ze ‘de staat van de stad’. Die veranderde onophoudelijk. Ook in de 21ste eeuw is ’s-Hertogenbosch in beweging. Het sociale leven, de economie en de cultuur bewijzen het tegendeel van stilstand. Dat geldt ook voor de stedenbouw, bevolkingssamenstelling, sport en onderwijs.

De stadschroniqueur drukt zijn oor tegen de grond. Op de Markt. Bij Sluis Nul. In huiskamers. Op het GZG-terrein. In achterafstegen. Buurthuizen. Parken. Cafés. Op festivals en sportvelden. Hij luistert. En schrijft.

Zijn verhalen kun je lezen als notities van een seismoloog. Het zijn opgetekende trillingen, die wijzen op zichtbare of haast onmerkbare veranderingen. Vrijwel altijd ontstaan de kronieken uit kleine, ogenschijnlijk vluchtige gebeurtenissen of ontmoetingen. Die voorvallen op de vierkante meter wil de chroniqueur verknopen met het grotere stedelijke verhaal. Zo wil hij stof tot overpeinzing en discussie bieden, relativeren, zo nodig waarschuwen en bij vlagen de maat nemen.