Vieren

‘Ze zijn vriendschappelijk, diepgelovig en dapper’, noteerde de zestiende-eeuwse stadschroniqueur Molius. Hij had het niet over aartsengelen maar over Bosschenaren. Wel merkte hij op dat zijn stadsgenoten sober gekleed gingen. Addy van den Krommenacker zou pas vier eeuwen later worden verwekt.

Molius zag ook onhebbelijkheden. Hij noteerde: Bosschenaren zijn grofgebekt, hooghartig en mateloos in eten en drinken. Eén karakterzwakte vervulde hem zelfs met afschuw. ‘Ze beleven plezier aan openbare terechtstellingen’, schreef hij. Op 4 juni 1856 zouden duizenden stadsgenoten voor het laatst hun hart ophalen aan een executie. Op de Markt eindigden twee misdadigers aan de galg. Zij kwamen uit Rucphen, nog altijd een schatkamer voor antropologen en politicologen.

Tot zover Molius. Met een voetnoot: de beweerde bloeddorst van Bosschenaren trek ik in twijfel. Het zijn watjes. Ga in deze stad kortstondig op lange tenen staan, en je hoort au. Wat ik wel herken in de beschrijving van Molius is het verlangen naar samenkomst. Bosschenaren verenigen zich graag, vooral op pleinen. En om het even: er had ook een grote pop van een boer-met-kiel op de Markt kunnen staan – het liefst zonder trekker. Of een Anton Pieck-put waar je al je wensen voor 2020 in mag roepen, wat goedkoper is dan 40 euro voor de Winterefteling. Er is weinig voor nodig om Bosschenaren te laten samenklonteren.

Dat zit diep in de volksziel en is verklaarbaar. Vijf jaar geleden stelde ik dat de Bosschenaar evolutionair bezien niet bijster veel afwijkt van de Neandertaler die hier 35.000 jaar geleden rondsjokte en nagenoeg dezelfde onsamenhangende klanken voortbracht. Dat klinkt als een devaluatie, maar het tegendeel is waar. Het is een compliment. Want de Neandertaler staat nog dicht bij gemeenschapsbesef. De rest van Nederland heeft zich de afgelopen tienduizend jaar ontwikkeld tot een verzameling calculerende individuen, belust op eigenbelang. Maar niet de Bosschenaar. Op onze basisscholen schrijven kinderen wijland met lange ij, wat geen teken van domheid of dyslexie is, maar een bewijs dat ze instinctief uit een collectief geheugen putten. Cito-toetsen houden gelukkig rekening met deze lokale variant.

Het besef dat woorden als ‘wij’, ‘samen’ en ‘verbondenheid’ inherent aan Den Bosch zijn, is overigens pas laat tot de gemeente doorgedrongen. In 1998 lanceerde zij een campagne die de essentie van de stad wilde uitdrukken. De slogan telde twee woorden:

’s-Hertogenbosch Ontmoetingsstad.

Wow. Die leus kon in zijn ravijnige diepte wedijveren met de Vikoskloof in Noord-Griekenland. In gedachte zag ik er vijftig gemeentelijke billboards in kukelen. Zestienhonderd meter vrije val, doffe ploffen, een verlossende stilte. Want ’s-Hertogenbosch Ontmoetingsstad is een knullig pleonasme. Elke stad is immers een plek voor ontmoeting, al wordt van Tsjernobyl, Spijkenisse en Emmen het tegendeel beweerd.

Toch lijkt het verlangen om je met anderen rond een gebeurtenis of plek te kransen nergens zo sterk als onder Bosschenaren. Tijdloos ook: van de Blijde Incomste in 1356 en het achthonderdjarig stadsjubileum in 1985 tot aan de ontvangst van de Nationale Olympische Ploeg in 2012 en de 75-jarige bevrijding van Den Bosch in oktober dit jaar. In dat besef stel ik dan ook een nieuwe leus voor:

’s-Hertogenbosch, stad van het vieren.

In het werkwoord vieren komen verleden, heden en toekomst van de stad samen. Vreugde, ontmoeting, ritueel. Het sacrale en het wereldse. Eten, drinken. Spel, muziek en feest. Er ís ook veel te vieren. Onze zuidelijke ziel. Onze 117 vierkante kilometer leefgebied, die onverbrekelijk met de wereld verbonden is en geen omheining duldt. Onze successen in sport, kunst en cultuur. Onze zinnelijkheid en liefde voor schoonheid.

Bovendien heeft 'vieren' nog een betekenis: losser laten. De teugels laten vieren. Ook dat is Den Bosch: eerst hard werken, dan het paard in jezelf haver gunnen.

Nog een vaststelling. Vieren is de meervoudsvorm van het cijfer vier. Da’s mooi. In de numerologie, ontdekte ik, is 44 een zogeheten meestergetal. Het is synoniem aan voorspoed. Daarnaast is 44 het zogenoemde engelennummer. Het betekent dat zij onze gebeden verhoren en – desnoods in strijd met de CAO voor Etherische Wezens – overuren voor ons maken. 

Tot slot is 'vier 'het middelnederlandse woord voor vuur. In 1287 moedigde een kloosterling uit deze contreien aan om te leven mette viere van karitaten oftewel met de hartstocht van de naastenliefde. Dat moet lukken in een stad waar zelfs straatnamen gloeien: Vonk en Vlamterrein, Achter het Vuurstaal, de Brand, Water en Vuurplein en De Tondeldoos.

’s-Hertogenbosch, stad van het vieren. Mits het in gezamenlijkheid is. Want in je eentje vieren is even treurig als confetti strooien in een verduisterde kamer. Kortom: laten we vieren delen. Met een spatie, want voor je ’t weet staan we weer als middeleeuwers te boek.

Mijn wens voor 2020: laten we vooral onderlinge verdraagzaamheid en respect vieren. Met dubbele kracht. Oftewel laten we het vieren blijven achten. En de kunst van het achten blijven vieren.

________________________

23 december 2019 | Uitgesproken ihkv stedelijke Dialoogtafel over 'verbinden' op Winterparadijs Den Bosch.Noot aan de lezer: de reactiemogelijkheid zal na herziening van de kronieksite vanaf voorjaar 2020 weer in gebruik worden genomen.