Eesrt geloven, dan zien
Toen ik zes was, kreeg ik een lui oog. Het linker. Dat bracht ongemak, maar ook vage schuldgevoelens. Ik was bang dat het een straf was voor al mijn dagdromerijen. Op school, thuis, op straat: ik kon mezelf nauwelijks in het hier en nu houden. Zelfs als ik met dik zwart vetkrijt een anker tekende, zweefde ik weg. In Gods schepping was vast geen plek voor hardleerse dagdromers, vreesde ik. Op de vraag waartoe wij op aarde zijn, zou ik met mijn mond vol tanden staan. Ik wás daar vrijwel nooit.
De schrik zat er flink in, met dat oog. Misschien lzou de luiheid zich uitbreiden naar de rest van m’n kinderlijf. Oblomov lag in het donker onder mijn bed. Gelukkig grepen mijn ouders kordaat en bijtijds in. Ik herinner me de behandelkamer van de oogarts aan de Oude Dieze. Op een middag plakte dokter Hoeksema m’n vlijtige rechteroog af. Dat zou die klaploper links ervan wel leren. Nadien staken mijn moeder en ik een kaarsje op in de Sint-Jan.
Bij ons op West was ik de enige met een lui oog. Maar eenzaam voelde ik me niet: ik wist dat Den Bosch nog een eenogige had. In de binnenstad had ik hem regelmatig gezien. Mijn lotgenoot woonde in de middentoren van de Sint-Jan, hoog boven het altaar. Zijn luie oog zat in een driehoek, omkranst met gouden stralen. In zijn koepelgewelf zag ik ook pleisterwerk, waarachter ik zijn afgeplakte goede oog vermoedde. Het pleister liet enigszins los, maar ik vertrouwde erop dat een arts – misschien wel de mijne – regelmatig op een ladder klom om het genezingsproces te volgen. Zo groeide mijn verbondenheid met de eenoog in de Sint-Jan. Zijn naam kende ik niet. Wel zijn lijden. Ook in hem knaagde waarschijnlijk schuldgevoel over geestelijke afwezigheid.
Cyclopen waren we, maar aardige cyclopen.
Nog enkele keren bezocht ik met mijn moeder de behandelkamer aan de Oude Dieze, die naar ether, boorwater en vuile gaasjes rook. Want mijn oog bleef hardnekkig lui, al hoefde er gelukkig geen driehoek omheen. Wel eindigde elk doktersbezoek in de kathedraal, waar ik mijn moeder enthousiast meetrok naar het koepelgewelf. Hoofd in de nek. Oogcontact. Gelukzalige huiver die ik amper kon benoemen. Op een dag leek mijn lotgenoot zelfs te knipogen. Dat teken van liefde ontroerde me sterk: om mij te bemoedigen, verkoos hij om een secondelang in duisternis te leven! Na dat voorval genas ik wonderbaarlijk snel. De les van het luie oog was: ‘Eerst geloven, dan zien.’
Pupillen
Veel later legde mijn vader uit waar ik al die keren in de Sint-Jan hoopvol naar had gekeken: het Alziend Oog van God. Volgens mijn vader waakte het dag en nacht. Het was dan ook onbeschoft om van een lui oog te spreken. Daar was ik minder stellig over, al durfde ik dat niet hardop te zeggen. Want had God wel zo’n ijverige natuur? Om mij heen zag ik het nodige dat twijfel over zijn labeur opriep. Was zes dagen wel voldoende geweest? Had de schepping geen tandje meer verdiend?
Toch ging mijn fascinatie voor mystiek niet aan gort. Het oogcontact in de Sint Jan speelde daar een grote rol in. Want in koepelgewelven van kerken zag ik nooit een grote neus, tong of tastende hand. Zelfs geen oor. Wel een oog. Dat sterkte mij in de overtuiging dat het oog het voorportaal van het niet-gekende was.
Een extra aanwijzing bracht de zesde klas van de lagere school. Aan het prikbord van zuster Marina in Aawijk-Noord hing een zwart-wit luchtfoto van Den Bosch. Van bovenaf zag je de binnenstad, bekneld in een driehoek van vestingmuren. Het centrum leek een oog, waarvan de straten en steegjes de aders vormden. De Markt was de pupil, maar zo groot dat van geestverruiming wel sprake moest zijn. Dit was geen toeval, wist ik glunderend. Mijn stad was voorbestemd: Den Bosch was het oog van de wereld.
Dat zicht, ziel en zaligheid onderling verbonden zijn, leert ook het Mirakelboek in de Sint-Jan. Het ligt aan de voeten van het Onze Lieve Vrouwe-beeld en telt 481 opgetekende mysteries die zich dankzij beweerde interventies van Maria in binnen- en buitenland hebben voorgedaan. Wie dat wonderboek leest, valt van de ene oh in de andere ah. Kreupelen heroveren de lenigheid om de horlepiep te dansen. Doven horen weer moeiteloos engelenkoren. En de doden doen recht aan wat later het devies van Sonja Barend zou zijn: ‘Morgen gezond weer op.’
Het boek, dat de periode 1381 tot 1602 beslaat, beschrijft ook talloze miraculeuze genezingen van oogkwalen. Onder de blinden die plotsklaps het licht weer zien, zijn houtzager Firijn uit IJzendijke; de tweejarige Swevelt uit Kleef en timmerman Michiel uit Brussel, die Maria na zijn genezing uit dankbaarheid twee zilveren oogappels schenkt.
Minnaar
Eerst geloven, dan zien. Dat lijkt ook het credo van Clara van Assisi. Deze dertiende-eeuwse Italiaanse heilige, die opzienbarende visoenen had, wordt vooral bij oogkwalen aangeroepen. Sint Clara staat voor de wakkere blik, de klaarheid. Haar zicht reikt zelfs verder dan ons hier en nu, verklapt de Engelse taal. Tussen Sainte Claire en clairvoyance – het Engelse begrip voor helderziendheid – zit immers slechts eenmaal wimperknipperen, net zoals tussen oculus [oog] en occult [geheim].
Even terzijde: de heilige Clara kan het ook weer gunstig beïnvloeden. Het volksgeloof wil dat zij voor zon en blauwe lucht zorgt, mits je haar een worst offert. Dat is geen kletspraat, leert afgelopen zomer. Terwijl vegetariërs nog nakreunen, kijkt Unox terug op voortreffelijke kwartaalcijfers.
Maar niet alleen de worstenmakers hebben het druk. Ook Sint Lucia van Syracuse. Zij is de patrones van de blinden en slechtzienden. Een hele klus, want zij wil ons voor zowel lichamelijke als geestelijke duisternis behoeden. De beeltenis van de heilige Lucia, die al op haar eenentwintigste stierf, roept droefgeestigheid en deernis op. In haar hand houdt ze een schaal waarin twee ogen liggen. Die van haarzelf. Naar verluidt wilde een heidense minnaar Lucia het hof maken. Hij gaf haar een flirterig compliment over haar mooie ogen, waarna ze die eigenhandig uitstak en hem toezond op een schaal, met de boodschap haar verder met rust te laten. Wonderwel bleef Sint Lucia in staat om te zien.
Maar laten we het oog niet enkel ophemelen. Het knippert ook in de hel, wist Jeroen Bosch. Zijn zogeheten Tafelblad toont een intrigerend oog: de iris is omkranst met zeven tafereeltjes die de hoofdzonden uitbeelden. Een mooie vondst, want het is zonneklaar dat in ons oog ook het kwaad kiemt. De hebzucht, de afgunst en de woede. Maar ook de ijdelheid, gulzigheid, losbandigheid en de luiheid.
Wat eveneens kiemt, is een ongemakkelijke vraag. Nu kun je een lastige kwestie naar goed Brabants gebruik op drie manieren benaderen. Een: je kijkt ervan weg. Twee: je doet je ogen dicht. Of drie: je ziet hem door de vingers. Maar laten we voor het onorthodoxe kiezen en die ene ongemakkelijke vraag recht aankijken. Zij luidt: hebben mystiek en mysterie in deze eeuw nog wel recht van bestaan? Want het geloof in het onzichtbare en onzegbare lijkt op apegapen te liggen. We lijken nog enkel voor ratio en technologie te knielen.
Lekbier
Vooral het rooms-katholicisme moet dat bezuren. De doop en de biecht zijn in Nederland al grotendeels in onbruik geraakt. De schade van de schandalen lijkt onomkeerbaar. Met een kruis slaan kun je het strelen ervan niet ongedaan maken. Kerken raken zienderogen leeg, zijn afgebroken of herbestemd. Een treurig voorbeeld: de Josephkerk in Den Bosch in een party- en eventlocatie veranderd, waar wierook is verdrongen door een melange van dampende reerug, Chanel Nº 5 en lekbier. Niet minder veelzeggend is de herbestemming van de Mariënburg. Het voormalige klooster van de zusters van Jezus Maria Joseph biedt nu onderdak aan de Jheronimus Academy of Data Science. Waar weesgegroetjes klonken, hoor je voortaan colleges over algoritmes en digitale doelgroepsegmentering. Om in binaire taal te spreken: het is 1-0 voor Ratio United tegen FC Magie.
Nog hilarischer is de herbestemming van de San Salvatorkerk in Orthen. Het bedrijf Jump XL wil er een trampolinecentrum van maken. Niet onbegrijpelijk, nu andere methodes om het hogere te bereiken failliet zijn verklaard.
Zelfs het Alziend Oog traant. Haar huidige verschijningsvorm is niet sacraal maar werelds: de bewakingscamera. Niet langer houdt de Heer een oogje in het zeil: wij doen dat, zijn pupillen. Volgens schattingen telt Nederland zo’n 1,7 miljoen camera’s.
Keep smiling.
Want in deze eeuw wil het digitale oog alles gezien. De verliefdheid. Het afscheid. De verloren zakdoek. De stadsrat. Het luciferdoosje op de stoep, dat verdacht is zolang we niet zeker weten wat erin zit. Alles moet gezien. Zelfs het niet-gekende, dat zich al miljoenen jaren verstopt houdt en nooit buut vrij zal roepen.
Grijze staar
Ook in de heiligebeeldenwinkel van Jenny heeft het gewijde oog het afgelegd tegen de technologie. Haar santenkraam aan de Kerkstraat in Den Bosch telt honderden heiligen van hout, gips, steen of kristal. Jenny verkoopt ook kerststalfiguren en engelen. Tot de klanten behoren gewone stervelingen, maar ook artiesten die in Theater aan de Parade moeten optreden. Volgens Jenny overwon Carry Tefsen haar nervositeit dankzij een heiligenbeeldje en genas een rozenkrans zanger Danny – ‘ik voel me zo verdomd alleen’ – de Munk van een opkomende depressie.
Wat Jenny zelf bedrukt, zijn de diefstallen in haar winkel. Te vaak kijkt het houten beeld van Sint Gervasius, de beschermheilige tegen diefstal, net de verkeerde kant op. Waarschijnlijk lijdt hij ook aan grijze staar. In arren moede heeft Jenny dan ook camera’s laten installeren. Het Alziend Oog 2.0, dat nooit vertroebelt.
Kan de heilige Clara ons deze eeuw nog voor wazig zicht behoeden? Mwah. Dat valt te bezien. Volgens Caroline Klaver, hoogleraar oogheelkunde in Rotterdam, dreigt bijziendheid vele tienduizenden Nederlanders in de komende decennia blind te maken. Hoofdoorzaak: de kinderen van nu zitten met hun neus te dicht op schermen. Er is nog een aanwijzing dat de kracht van de helderziende Clara is verzwakt. In 1958 benoemde paus Pius de Twaalfde haar tot patrones van de televisie. Maar zowel de uitholling van de NPO als de armzaligheid van SBS6 en anderen doen vermoeden dat Sint Clara haar blik hoofdschuddend van Hilversum heeft afgewend.
Kan haar bondgenote Sint Lucia nog ogentroost bieden? Ook dat valt te bezien. Op 27 februari 2016 stortte om 22 uur 52 minuten en 16 seconden het pand op de hoek van de Markt en de Hinthamerstraat in. In dat pand zat de brillenwinkel van Pearle. Rechts ervan staat het ouderlijk huis van Jeroen Bosch, waar eind negentiende eeuw ook componist Alphons Diepenbrock enkele jaren woonde. Dat pand bleef wonderwel onbeschadigd.
Over de oorzaak van de instorting is veel gespeculeerd. Want waarom zou een monumentaal hoekpand uitgerekend in 2016 – het vijfhonderdste sterfjaar van de schilder – instorten? Er zijn dikke onderzoeksrapporten over verschenen. Maar de Bosschenaar weet beter, al van nature: het kan niet anders of de schilder heeft zelf de hand in deze verwoesting gehad. Met het wegvagen van de brillenzaak zou Jeroen Bosch aandacht hebben willen vestigen op de groeiende kortzichtigheid en blindheid – vooral in geestelijke zin. Sint Lucia was die avond in geen velden of wegen te bekennen. Zij heeft de ineenstorting van Pearle niet kunnen voorkomen. En dat geeft te denken, want Lucia is de patrones van de opticiens.
Geloven we nog wel in het onzichtbare en onzegbare? Vijf jaar geleden stelde schrijver Bas Heijne wat hij als het grootste conflict van deze tijd ziet: aan de ene kant willen we een rationeel geordende wereld. Aan de andere kant hebben we een onuitroeibare zicht naar betovering. Het is alsof twee tegelwijsheden om één spijkertje vechten. Op de ene tegel staat: ‘Eerst geloven, dan zien’ en op de ander ‘Eerst zien, dan geloven.’ Ik ben bang dat die laatste wint. Want de grote verhalen – van christendom tot socialisme – hebben hun magie verloren. Wie nog hartstochtelijk ergens in gelooft, kan vooral op scepsis en meewarigheid rekenen. Eerst zien, luidt de harde Hollandse conditie. Geen knollen voor citroenen; liever feiten dan visioenen.
Montere zielen wijzen op een tegenbeweging: de groeiende belangstelling voor spiritualiteit. Toch verdient dat een kanttekening. Want alle oude en grote verhalen gingen uit van een collectief geloof. Spiritualiteit in 2018 is vooral een individuele ervaring – geen beweging. Op zich is dat nog geen ramp. Treuriger is de devaluatie van spiritualiteit tot verdienmodel. Veelzeggend is de Boeddha-gekte, die je bij Intratuin, Xenos en andere winkelketens ziet. De oosterse mystiek is voortaan van een streepjescode voorzien: drie onthechtingen halen, twee betalen. Tegelijkertijd is Boeddha nog geen garantie voor evenwicht, zelfs niet in een spreadsheet met saaie verkoopcijfers. Of zoals de topman van Action in een interview met het AD mismoedig stelde: “De Boeddha is een hit, maar de minischildpad met glitters flopt.” Wat fijn dat er nog raadsels zijn.
Hoop
Arm lui oog, daar hoog in de Sint-Jan. Arme Sint Lucia, dienares van het licht. Arme Sint Clara, die elk nieuw visioen wijselijk voor zich houdt want het is inktzwart. Zij kunnen ons niet behoeden voor de oogkwalen die wij onszelf aandoen: het pathologische wegkijken, de slechtziendheid, de blindheid. Ook de afgedankte ideologische verhalen kunnen ons zicht niet meer verbeteren. 'Zelfs het kapitalisme niet?', vragen vrijemarktdenkers angstig. Nee. Het Latijnse woord voor licht is lux. Maar waar lux voor zucht naar luxe wijkt, wacht het donker.
En toch is er hoop.
Want mystiek beschikt wereldwijd over stokoude schuilplekken – van Stonehenge en Cheops tot Angkor Wat en de Sint-Jan. Het ongrijpbare van zulke plekken verjaag je niet met brandende salie of cynisme. Bovendien heeft mystiek een tijdloze verschijningsvorm. Ze drukt zich uit in kunst – van muziek tot theater en literatuur. Als kunst bezield is, kan ze je uittillen boven de wereld van logica en excel-bestanden. Ze zorgt voor scherp zicht in wazige tijden. Dat geldt ook voor het werk van componist Kate Moore. Zij nodigt je uit om je ogen te sluiten, zodat het vergeten licht weer tevoorschijn komt.
Geloof me, zie maar.
____________________________
Voordracht op 2 november 2018 [Allerzielen] in Theater aan de Parade tgv het 'Bosch Requiem', de opening van November Music 2018, waar Kate Moore muziek voor schreef. | Illustratie Sint Lucia: Saskia van der Linden – uit een serie van vijf bidprentjes [inclusief janus Kiep] tgv Bosch Requiem