Paradijs?

Geen kwaad woord over Veldhoven, maar de mens zoekt al duizenden jaren het paradijs. Sommigen beweren dat ze weten waar het ligt. Dat heeft raadselachtige landkaarten opgeleverd, waarmee je een Atlas van Verlangen kunt vullen. Al die beweerde geluksoorden liggen voorbij de horizon. Ze dragen mooie namen: de Hof van Eden, Shangri-La, het Land van Kokanje, maar ook El Dorado, Xanadu en Arcadië. Als je ze wil bereiken, moet je zware beproevingen doorstaan – een ANWB Reis- en Kredietbrief is al snel ontoereikend.

Geachte heer Mikkers, wat slim dat u uw zoektocht onothodoxer aanpakte. U liet eeuwenoude kaarten links liggen en volgde louter uw intuïtie. Die blijkt sterk ontwikkeld, want u eindigde in Den Bosch. Mijn oprechte felicitaties, ook aan uw reisgenote, Astrid Baggermans. Toch dringt zich een vraag op. Weet u zeker dat u in het aards paradijs bent beland? Is Den Bosch werkelijk de zusterstad van Utopia, het gelukzalige eiland dat Thomas More vijfhonderdenéén jaar geleden beschreef? Dat valt makkelijk te controleren, want volgens filosofen vind je in het paradijs het pure vuur, schone aarde, zuivere lucht en rein water. Laten we dat eens onderzoeken.

Vuur

Is Den Bosch vurig? Ogenschijnlijk wel: de Bossche ziel is licht ontvlambaar en niet-geïmpregneerd. Maar de drie grote stadsbranden in 1400, 1419 en 1463 smeulen na in het collectief geheugen. Ten diepste heeft de Bosschenaar dan ook schrik voor vuur. Tot voor kort hadden wij nog een Vonk- en Vlamterrein, maar voor alle zekerheid is ook dat geofferd. Er staat nu een parkeergarage vol brandblussers.

Heeft Den Bosch zich tot het geloof in asbest bekeerd? Mmm, dat ligt wat gevoelig. Maar we kunnen wel stellen dat de Bosschenaar voorzichtig is. Hij brandt zijn vingers liever niet aan wat hij mogelijk niet kan beheersen. Om die reden is dit geen stad van wilde vonkenregens. Den Bosch is liever een stoofje, met kooltjes die de voeten warmen. Knus, behaaglijk, de kat op schoot. Toch is er hoop. In de Sint Eloystraat zit het kleine museum ’t Oude Ambacht. Meneer Jacobs exposeert er oud gereedschap, waaronder een immense blaasbalg. Ik heb goed nieuws. U mag hem lenen, bij de uitoefening van uw functie in Den Bosch: met historisch gereedschap nieuw vuur aanwakkeren.

Aarde

Is de Bosschenaar aardig? Ja, dat staat buiten kijf. Goei volk in de regel. Tikje behoudend, maar ook sociaal bewogen. Op Bossche grond zijn eeuwenlang vluchtelingen verwelkomd. Franse Hugenoten in de zeventiende eeuw, Vlamingen in de Eerste Wereldoorlog, later Hongaren, Vietnamezen, Bosniërs, Kosovaren, Afghanen, Syriërs en anderen. Zij ontdekten dat je op Bossche grond goed kunt aarden.

Over aarde gesproken: de Bosschenaar zelf is niet per se een wereldreiziger. Het leven kan ook mooi zijn zonder de brug bij Hedel over te steken. In die zin lijkt u de Bossche ziel haarfijn te begrijpen. Want anderen gaan voor een glimp van de Verkadefabriek helemaal naar Zaanstad. U kunt volstaan met een kort ritje naar de Kop van ’t Zand. Gelijk hebt u.

Lucht

Dit is de stad van vliegenier Henri Bakker, zesennegentig luchtboogbeeldjes op de Sint-Jan en stevige windmolengevechten. Enige air is de Bosschenaar zelf ook niet vreemd. Valse lucht ligt altijd op de loer. Dat zie je onder meer terug in de ietwat blaaskakige naamgeving: La Cour, Bolduc, Silva Ducis. Ons Paleis van Justitie ligt niet simpelweg aan de Magistraat, maar aan de Magistratenlaan. Spijtig, want een stad die in zijn eigen cachet gelooft, heeft geen pocherigheid nodig.

U zult in 073 ook veel tegenstrijdigheden ontdekken. Want behalve luchtig kunnen Bosschenaren ook erg zwaar op de hand zijn. Soms verdampt al hun geloof in eigen kunnen. Dan plakken ze sombere affiches op winkelramen. Met slechts drie woorden: ‘Alles moet weg’. Dat klinkt nogal zwartgallig. Zijn Bosschenaren werkelijk zo nihilistisch van aard? Verkopen ze in hun winkels koffiemokken en badhanddoeken met Friedrich Nietschze erop? Want ‘Alles moet weg’ wekt de suggestie dat Bosschenaren van leegte houden. Dat is een misverstand: dit is de stad van vol – met name buiken, borden en glazen.

Water

Is de Bosschenaar waterig? Absoluut. Een Nederlander bestaat voor vijfenzestig procent uit vocht; een Bosschenaar drieënzeventig procent. Dat is niet vreemd. Wij zijn – ook evolutionair bezien – nog maar kort geleden aan zompig moeras ontsnapt. Daarnaast hebben we een huilerige aard. Op z’n Bosch gezegd: wij zijn jankers. Altijd iets te mauwen, sentimenteel en gevoelig. Met droge ogen naar vermijdbaar leed kijken, zoals Theater aan de Parade, lukt ons amper. Wat de ogen in de Brabantse hoofdstad extra hard laat tranen, is de priklucht van zilverpoets. Rond het stadhuis hangen regelmatig bijtende dampen. Begrijpelijk, een stad die uitblinkt in bekers en bokalen winnen, wil ze ook goed onderhouden.

Tijd voor de eindconclusie. Vuur, aarde, lucht en water kom je tegen in Den Bosch, maar zelden zonder mitsen of maren. Hè, jasses! Moeten we dan vaststellen dat Brabants Mooiste niet enkel geluk biedt? Ja, het Paradijsstraatje in onze binnenstad loopt dood, net zoals de Utopialaan op Noord. Maar laten we daar vooral blij om zijn. Want eindeloos fortuin maakt lusteloos en lui. In een geluksoord valt immers niets meer te verlangen. In Den Bosch wel. Hier ben je blij om winst die je boekt in liefde, werk en sport. Hier vier je overwinningen op jezelf. Hier revancheert het leven zich op de dood, in een regen van roze en blauwe muisjes. Welkom in Den Bosch, burgemeester Mikkers. Nee, niet het paradijs op aarde. Maar tussen u en mij: het lijkt er wel ongelooflijk veel op.

___________________

Publicatie in Brabants Dagblad: 12 oktober 2017. Voordracht op 11 oktober in de raadsvergadering, waar Jack Mikkers als burgemeester van Den Bosch werd geïnstalleerd.