Alles went
Het zag er zorgelijk uit. Aan de randen van Europa trokken troepen samen. Langs de Middellandse Zee verdrievoudigde het aantal legers. Pogingen om vanuit Noord-Afrika voet aan wal te krijgen, werden afgeslagen.
De spanning groeide.
Aan de grenzen met Rusland deden zich schermutselingen voor. China sprak dreigende taal. De Verenigde Staten besloten extra troepen in te zetten. Maar vooral in het Midden-Oosten ging het hard tegen hard.
Was de Derde Wereldoorlog begonnen?
We besloten een korte pauze in te lassen. Voor chips en andere zoutjes. Van oorlog krijg je honger. Ook als het een potje Risk is.
Het bordspel duurde tot diep in de nacht. Oorlog is niks voor mensen met haast en de dood is geduldig. Tegen half drie eindigde het spel met de verwoesting van alle blauwe legers. Cas, onze vriend, werd van het bord verjaagd. Hij was vaak de klos: Cas, die geschiedenis had gestudeerd, maar bij het Risken toch het liefst Europa bezat. Toen hij op zijn lange reeks nederlagen werd gewezen, zei Cas zachtjes:
“Alles went.”
Tien jaar geleden was ik met het Auschwitz Comité in Polen. Met 75 joodse nabestaanden bezocht ik de kampen Sobibor, Auschwitz-Birkenau en Majdanek. Tijdens de lange busritten gingen trommels met troostsnoep rond. Onderweg zong een deel van het joodse reisgezelschap ook liedjes, waaronder “En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet”, want onder de galgen op het veld groeit winterharde humor.
In Majdanek zag ik een grauw flatgebouw aan de rand van het concentratiekamp. Het stond buiten de hekken. Er woonden mensen. Aan sommige balkons wapperde wasgoed. Dagelijks keken de flatbewoners uit over de houten barakken, de gaskamers en het crematorium, waarin 78.000 mensen eindigden. “Hoe kun je daar wonen?”, vroeg ik aan een joodse vrouw uit ons gezelschap. Zij keek naar de flat en zei met een kreukellach:
“Alles went.”
Afgelopen donderdag fietste de Syrische vluchteling Karim twee rondjes op de rotonde in de Copernicuslaan. Volgens de instructies hoefde hij er maar één. Maar dat tweede rondje gaf hem een extra gevoel van vrijheid – alle verkeer stopte. Karim droeg een oranje hesje: liefde voor Holland en fietsles gaan goed samen. In drie lessen tijd had hij al veel Nederlandse regels geleerd. De belangrijkste: rechts heeft voorrang, extreem-rechts nooit. Na afloop dronken Karim en vier andere cursisten thee bij Fietswerkplaats Boschveld. Op tafel lag een oud Brabants Dagblad met een foto van een verwoest huizenblok in Aleppo. Tussen de brokstukken liep een bebloede jongen. Karim zag de foto, maar hij keek er niet meer vanop.
Alles went.
Dat lijkt een onschuldig zinnetje. Er klinkt overgave, berusting en verzoening in: alles went. Maar in dat zinnetje schuilt ook een gevaar. Want wennen betekent dat we stilletjes de grenzen van de beschaving verschuiven. Dat we ons – al of niet met een diepe zucht – geleidelijk aan neerleggen bij geweld, uitsluiting en onverdraagzaamheid. Stapje voor stapje. Steeds verder.
Sneuvelende ruiten van een synagoge of moskee.
Alles went.
Een bomaanslag in Brussel, Bagdad of Beirut.
Alles went.
Maar ook: een big die bungelt aan een boom.
De roep om ‘minder minder’ die zich vermeerdert.
Alles went.
Vandaag staan wij stil bij de mannen, vrouwen en kinderen die hun leven gaven voor onze vrijheid. Aan hen zijn wij rekenschap verschuldigd. Dat wij wakker en waakzaam blijven.
Dat wij staan voor een samenleving die niet capituleert voor de woorden ‘Alles went’.
__________
Uitgesproken bij de Dodenherdenking in Den Bosch, 4 mei 2016