Grafrede voor kind-noch-kraaidode R.

De trap op, in de Kastanjestraat. Bovenaan meteen rechts. Daar woonde u. In een kamertje van circa 2,5 bij 2,5 meter. Uw hospita Willy van Asperen had nog gezegd: “Rinie pak toch die grotere. Die staat leeg.” Maar dat wilde u niet. U had bescheiden opvattingen over uw plaats in het universum.

Ik sta in uw kamertje en kijk rond. Ik zie een eenpersoonsbed met op het hoofdkussen een bruine pluchen beer. Aan uw voeteinde wacht het tv’tje op uw ogen. Twee kasten met wat kleren. Onderin ligt een doosje Rapindo Satru Asem, tamarindesnoepjes uit Indonesië. Op de rechterkast staat een koffiemok met de tekst ‘Oost west thuis best’. Op uw formica tafeltje ligt een boekje van Sanders Zweedse Puzzels Twee Sterren. Dat deed u graag, puzzelen. Daar was u goed in. Maar soms wist u het niet. Zo staat op pagina 15 de omschrijving Geschiedenis. Acht letters, horizontaal. U had er al vier: -i s t-r--. Maar u zag het niet. Is uw eigen historie zo vervaagd?

Jacobus Ferdinandus Robben, u bent een puzzel. En eerder een cryptogram dan een kruiswoordraadsel. Uw moeilijkheidsgraad schat ik vier à vijf sterren. Mogen wij toch proberen om u voorzichtig in potlood op te lossen?

Havenstad op Java. Zeven letters, verticaal

Rembang.

Op 8 november 1933 bent u daar geboren. Over uw jeugd weten wij niets. Maar op uw 22ste zet u voet op Nederlandse wal. Eind jaren vijftig woont u in Rotterdam en Ridderkerk, later in Amsterdam. Op uw 33ste belandt u in Den Bosch, waar u in het huwelijk treedt. Uw bruid is een dertien jaar jongere vrouw uit Bandung. Maar de liefde lijkt weinig rust te brengen. Twintig jaar lang ruikt uw leven naar verhuisdozen. U kriskrast van West naar het centrum, van Orthen-links naar Boschveld, van het Veemarktkwartier via West naar de Muntel. Wat in het rijtje ontbreekt, is de Indische buurt. Ging u wel eens naar de Javastraat om er in stilte een kruidnagelsigaret te roken? Niemand geeft antwoord. Terug naar de puzzel die u bent.

Fabriekswerknemer. Acht letters, verticaal.

Arbeider.

Volgens de archieven zat u niet stil. U was plasticbewerker, lasser, metaalbewerker en poetser. Maar ook magazijnbediende, chauffeur en manusje van alles. Verder werkte u acht jaar op een schip. Wij weten niet waar u hebt gevaren. Waarschijnlijk de Stille Oceaan. U was geen prater.

In 1980 liep uw huwelijk op de klippen. Maar een man alleen is in slecht gezelschap. Zo belandde u bij de vrouw die dertig jaar lang uw hospita zou zijn. Aanvankelijk bood zij u onderdak op de Van der Weeghensingel, later in de Kastanjestraat. Zij kende uw voetstappen op de trap. Vaak stommelde u rond vier uur ’s nachts naar beneden. Dan ging u met een busje op pad om de ochtendploeg van Alcoa op te halen en naar de fabriek in Drunen te brengen. Uw hospita waste uw kleren, maakte uw kamertje schoon, kende uw lievelingseten: macaroni en rijst, liefst gekruid. Elke dag at u samen. Op oudjaarsavond keek u samen naar de klok en kuste u elkaar – de enige zoen in het jaar. Terug naar uw puzzel.

Genegenheid. Zes letters, horizontaal.

Dat moet wel liefde zijn.

Na uw gestrande huwelijk hebt u nog eenmaal een relatie gehad. Haar naam kennen wij niet. Maar hopelijk hebt u haar drie sleutelwoorden uit het Indonesisch geleerd: aku cinta kamu. Oftewel: ik hou van jou. Vrienden had u niet of amper. Toch meed u de wereld niet. Na uw pensioen ging u elke ochtend om elf uur op pad. De stad in. U las de krant bij de bieb, dronk een gratis kopje koffie op het Stadskantoor, maakte een ommetje langs de Hema. Her en der sprak u een kennis. Bij snackbar Bon Appetit sprak u soms met Bianca af, een jonge vrouw die een vader in u zag. Zij kende uw gulheid. Tegen half vijf keerde u terug op uw kamertje in de Graafsewijk. Ik kijk naar uw puzzel.

Ziekte. Vijf letters, horizontaal.

Kwaal.

Rond Pinksteren dit jaar verzwakte uw gezondheid. Uw longen wilden niet meer. Voortaan gebruikte u het trapliftje van de overleden man van mevrouw Van Asperen om boven te komen. Een verpleegkundige hulp wilde u niet. Uw hospita was de enige die u mocht verzorgen. Op vrijdag 30 oktober heeft zij u gevonden, in elkaar gezakt in de hoek van uw kamertje. Drie dagen hebt u in het Jeroen Bosch Ziekenhuis gelegen. U stierf op Allerzielen, u vindt uw graf op Elf-Elf. Tussentijds, zondag 8 november, was u ook nog jarig. Het kan gek lopen, mompelt de kalender haast verontschuldigend.

De puzzel is bijna klaar. Hier, op de begraafplaats van Rosmalen, vult u de laatste lege vakjes in. Slechts twee woorden ontbreken nog.

Kalmte. Vier letters, horizontaal.

Rust.

En teder. Vijf letters, verticaal.

Zacht.

Jacobus Ferdinandus Robben, het is zover. Naarboven, zonder trapliftje. Bovenaan meteen rechts. Dat kleine kamertje. Dat is uw plekje in de hemel. Daar mag u voortaan wonen. De puzzel is eindelijk klaar. De dood heeft u opgelost.

__________

Nawoordje: kind-noch-kraai-doden zijn Bosschenaren die van gemeentewege worden begraven of gecremeerd. Zij hebben geen familie of vrienden die de uitvaart bekostigen. Jaarlijks telt Den Bosch gemiddeld één à twee kind-noch-kraai-doden. De afdeling Burgerzaken verzorgt een fatsoenlijke uitvaart. Volgens jonge traditie sprak ik op gemeentelijk verzoek een grafrede uit, die ik stoelde op een bezoek aan het kamertje van de overledene en een gesprek met zijn hospita. Omwille van privacy is de naam Rinie Robben gefingeerd. Alle andere informatie is feitelijk.