Wervel

Zo’n 380 miljoen jaar geleden begon de reis. Een kwastvinvis met een onderzoekende inslag kroop tegen het land op. Hij spartelde zo machteloos lang dat het leven hem vier voetjes gaf – ook de evolutie kent genade. Andere vissen volgden in verwondering. Zij klopten het zout van zich af, haalden diep adem. Toen gingen zij op pad. Zonder kaart of kompas. Maar zij lazen het landschap. Want reizen is lezen, het verhaal nog niet klaar.

Ik was acht. In de noodbibliotheek aan de Oude Vlijmenseweg zag ik boeken in bruine kaft over onbekende werelden, volkeren, culturen. Ze vormden het bewijs dat de kwastvinvissen niet bangelijk halverwege waren omgekeerd. Zij waren het landschap blijven lezen. Hadden elkaar vragen gesteld, maar nooit naar de bekende weg. Zo hadden zij in de loop van miljoenen jaren zelfs Den Bosch bereikt.

Daar woonde ik. In de ontdekkingsreizigersbuurt op West: Robert Scottstraat, Marco Polostraat, Vasco da Gamastraat. Op mijn rode kleedje voor onze gaskachel dacht ik veel na. Een stil kind. Ergens was ik wel gelukkig. Maar niet hier. Waar ik werkelijk thuishoorde, ontdekte ik na lezing van stapels boeken. Mijn bestemming heette Elders. Ik kon niet achterhalen of dat een land, berg of archipel was. Elders ontbrak in het namenregister van de atlas. Illinois kende het waaigat Eldena, op IJsland de uitgebluste vulkaan Eldfell. Maar Elders hield zich verborgen. Dat had vast een reden. Ongetwijfeld was mijn bestemming zo arcadisch dat de bevolking de precieze locatie angstvallig geheim hield. Begrijpelijk. Te vaak hebben bewoners van het paradijs hun calamiteitenverzekering moeten aanspreken.

In de winter van 1968 gloeide de overtuiging dat Elders op mij rekende. Ik mocht niet verzaken, besloot ik op mijn kachelkleedje. Op zoek naar de verborgen locatie las ik boeken, sterren, koffiedik. In navolging van de Romeinen las ik ook de darmen van een kat, doodgereden op de Kooikersweg. Maar niets gaf prijs waar Elders lag en of ik het zou bereiken. Mismoedig vroeg ik mij af wanneer de evolutie was ontspoord. Want kwastvinvissen hadden nog de lef om landschappen te lezen; mijn ouders lazen louter huiskamerbehang.

Toch kwam er troost. Uit Sneek. Snoepfabrikant Tonnema verraste mijn vader – drogist in een Bossche volkswijk – met een gratis atlas. Eentje van King. Onmiskenbaar: Antarctica zag pepermuntwit, de sloppenwijken van Bombay – kaart 19 – ademden fris. De atlas had haar bestemming bereikt op 51˚41 noorderbreedte en 5˚18 oosterlengte.  Eindelijk had het kaartenboek een thuis, naast ons platenrek met ‘James Last op Klompen’. Voortaan zou ik de onbereikbaarheid van Elders kunnen verdragen.

Herfst 1969. Onze zolder. In afzondering sla ik de atlas open. Ik blader, kies een kaart. Noord-Afrika, Oceanië of Alaska inclusief Beringstraat. Ik open mijn mond en steek langzaam m’n tong uit. Ik leun voorover en buig mijn hoofd voor de wereld. Dichterbij. Nog dichterbij. Climax. Tongpunt ontmoet topografie.

Enkele reisverslagen uit die tijd: ik raspte mijn tong langs de riffen van Belize. Soms te ruw – ik ken de smaak van bloedkoraal. Mijn papillen ontdekten Patagonië, de zanderige Sahara en de rotspaden van Kashmir. Onvergetelijk was de zomer van 1972. Mijn tong vond Strawberry Mountain in Oregon. Slechtere herinneringen heb ik aan de de vulkaan Krakatau. Ik hoor mijn zusje nog gillen. “Mama!” Toen viel ik in katzwijm. Met kaart 36 van Indonesië op schoot. Mijn haren roken naar lava en zwavel. Onze gewaarschuwde huisarts had vermoedens, maar zou mij redden.

In zijn spreekkamer stond een skelet. “Wat vind jij nou het interessantste botje?” vroeg hij bij mijn eerstvolgende bezoek. Ik aarzelde. “De dokter heeft geen jaren de tijd”, maande m’n moeder. Ik kwam overeind, wurmde mij achter het geraamte en tikte tegen de bovenste wervel: de axis oftewel de atlas. De wervel die onmisbaar is om ‘ja’ te kunnen knikken tegen het onbekende. “Hou jij van reizen?” vroeg de arts. Ik voelde mijn atlas bewegen. Mijn moeder zweeg.

Maart 2014. Het is goed gekomen. Want reizen is eenvoudig. Dit is de vuistregel: neemt een lange aanloop, gooi je ogen over de horizon, zoek ze op de tast en verbaas je. Wie die regel toepast, zal snel ontdekken dat het Drielandenpunt een misplaatste benaming is. Laten we het omdopen tot Drielandenkomma, want achter Vaals eindigen de verhalen niet. Ze beginnen.

Elders? Alle kaarten op tafel: ik heb het nog niet gevonden. Het lijkt te wijken, zodra ik het nader. Wel heb ik de goddelijke locaties Daar, Vlakbij en Verderop ontdekt. Ook mooi. Maar ik blijf zoeken. Want als Elders niet hier is, moet het ergens anders zijn. Zo speur ik verder. Soms raken mijn ogen moe en ga ik liggen. In een weitje. Als de avond valt, lees ik nog eenmaal het landschap en de hemel. Dan steek ik een boekenlegger tussen twee sterren. Morgen verder. Het verhaal is nog niet klaar.

__________

Tekst tgv opening Literaire Manifestatie Den Bosch ihkv Boekenweek thema Reizen | 14 maart 2014