Een ingewikkelde som
Tussen wee en ach en wee ligt uw leven. Met een wee kwam u ter wereld. Op 22 april 1932. In Libanon. De ach en wee zou pas later komen.
Een meisje was u. Met grote ogen. Zij zagen de ciders, de vijgen, het nachtleven. Uw ogen dronken Beirut. In 1946 openden uw ouders hun koffers. Zij pakten het licht van Libanon in, maar ook de geuren, smaken, geluiden. Toen deden ze de koffers dicht. Op reis. Naar Armenië, hun werkelijke thuisland. Zo belandde u in het zuiden van de Kaukasus. Een meisje van veertien jaar.
Op jeugdfoto’s ziet u er stoer uit. Klom u wel eens in een vleugelnootboom? Zo’n vertakkende reus, die je in veel Armeense bossen schijnt tegen te komen? Schreef u met rode inkt geheimen in uw dagboek? Sprak u met vriendinnen over liefde, geluk en ander glaswerk?
Weinig is van u bekend. Wel ken ik uw BurgerServiceNummer: 255 26 47 07. Dat getal lijkt de uitkomst van een erg ingewikkelde som. Een rekenopdracht waar je misschien wel 81 jaar over doet om hem op te lossen. Ik vermoed dat uw leven die moeilijke som was. Toch kent die rekenopdracht niet alleen minnen. Er zijn ook plussen. Vermoedelijk was Grigor er een van. Ergens in de jaren vijftig bent u hem tegengekomen. Hij droeg een Armeense achternaam. Met negen letters, waarvan de eerste zes medeklinkers zijn: T C H M B T Y AN. Zijn naam stuikt mijn Brabantse tong, maar brak uw hart. U kreeg een zoon, alleen – nee, hier stokt de taal.
In 1999 vluchtte u naar Nederland. Uw exacte omzwervingen ken ik niet. Wel weet ik waar u eindigde. In Den Bosch. Nog preciezer: aan de Trombone, in de Muziekinstrumentenbuurt. Was uw grondtoon in majeur? Ik druk mijn oor tegen de stad. Maar zij geeft geen antwoord – haar inwoners hebben recht op geheimen.
Toch heb ik vermoedens. Kort na uw dood sprak ik enkele mensen die u hebben gekend. Eensluidend stellen zij dat u eenzaam was. Orthodox-christelijk geloof hield u nog enigszins op de been. Verder breide u graag en keek veel tv. In uw oude buurt, die vroeger de Hambaken heette, zag ik veel schotelantennes. Ongetwijfeld hebt u in 2010 uw landgenootje het Europese Junior Songfestival zien winnen. Dat zegevierende liedje van Vladimir Arzumanyan heette ‘Mama’. Het is een erg opgewekt nummer. Maar liedjes mogen jokken.
Wie niet liegt, is de dood. Zij zegt: ik kom je halen. En woord is woord. U werd ziek. In november belandde u op kamer 148 van zorgcentrum Nieuwenhagen in Den Bosch. Vanuit uw bed zag u aan de overkant negen bootjes op de oever van de Aa liggen. U keek ook uit op de lange rij kastanjes. Geen Libanese ceders, geen Kaukakische vleugelnootbomen. Maar kastanjes in De Muntel.
De arts en de verpleegkundigen hadden een zwak voor u. Ze noemden u een lieve, vrome en dankbare vrouw. Over uw lippen kwam geen woord Nederlands, maar uw ogen spraken Esperanto. Op de avond van vrijdag 6 december bent u overleden. Rond tien uur. Ik denk niet dat u de kastanjes nog hebt gezien. Het was donker. Er was verder niemand op kamer 148 toen u stierf.
Het volkslied van Armenië heet ‘Mer Hayrenik’ oftewel ‘Ons Vaderland’. Het laatste couplet zegt: “Overal is dood hetzelfde. Iedereen gaat maar één keer dood . Maar gelukkig is degene . Die zijn leven geeft voor zijn land.” Hebt u dat ook gedaan? Volgens de akte van overlijden bent u niet aan heimwee overleden. Maar u miste Armenië ver-schrik-ke-lijk. Een oude bekende van u zei: “Yeva had een droom. Om ooit nog met al haar familie, die verspreid over de wereld woont, weer bij elkaar te zijn.” Daar in Armenië, moederland van zanger Charles Aznavour, schaker Gari Kasparov, actrice Sylvia Vartan en van u, Yeva Tumasyan.
De machtigste berg van uw land is de Aragats, 4095 meter hoog. Het is een uitgedoofde vulkaan. U lijkt op op die berg. Oud, rijzig, gedoofd vuur. Ik durf te hopen dat u vlak voor uw dood de besneeuwde Aragats in gedachten hebt beklommen. U bent op uw tenen gaan staan om elke ceder, vleugelnootboom of kastanje achter u te laten. Zo steeg u boven uzelf uit. Op de wolk die voorbijkwam, schreef u uw naam: Yeva Tumasyan. Toen stak de wind op.
_____
De naam Yeva Tumasyan is op grond van de Wet op de Privacy gefingeerd. Yeva was de tweede kind-noch-kraai-dode sinds ik de gemeente Den Bosch in maart 2013 voorstelde om als stadsschrijver een tekst bij eenzame uitvaarten uit te spreken. Ik bezocht kamer 148 van verpleeghuis Nieuwenhagen, sprak verpleegkundigen en een oude bekende van de vrouw. Bij haar begrafenis op Orthen, waar ook haar man Grigor llgt, sprak ik deze grafrede voor haar uit.
De eerste kind-noch-kraai-dode in Den Bosch sinds maart 2013 was Afke van Dam [eveneens gefingeerde naam]. Haar exacte overlijdensdatum is niet bekend. Afke is door de politie op 7 december in haar huis op West gevonden. De grafrede voor Afke, die ik schreef na een bezoek aan haar woning [in bijzijn van een ambtenaar van de Burgezaken], is op 21 december in het Brabants Dagblad gepubliceerd. Hij staat ook op deze site, onder 'Tussentijdse teksten'. Titel: 'Grafrede voor een vergeten stadsgenoot'