Redactiesom
Redactiesom
Er rijdt een trein van A naar B. Want zo zijn ze, de treinen. De vaart zit erin. Circa 130 kilometer per uur. In treinstel 8624 – opgewekte stem: “u vindt het nummer boven de tussendeuren” – zit een man. Hij denkt. Met een snelheid van 157 kilometer per uur. Hij denkt aan haar. Een vrouw. Nog geen precies gezicht. Nog geen naam. Enkel een gevoel. Als de man straks in B aankomt, zullen zijn vooruitgesnelde gedachten al op perron 3 staan te wachten. Met veel bloemen.
De vraag bij deze redactiesom: hoeveel stelen telt dat boeket? Oké. Maximaal vijf minuten. Schrijf het antwoord op een briefje. Niet bij elkaar afkijken. Zelf doen.
Terwijl de rest nog even kan nadenken, heb ik voor de slimmeriken die al klaar zijn wat extra stof ter overpeinzing. Over het wonder dat trein heet. Elke dag gaan reizen 500.000 Nederlanders over het spoor. Werkers. Bepakte vakantiegangers. Studenten. Dagjes- en nachtjesmensen. Al die reizigers kriskrassen door het alfabet. Ze gaan van A naar B, via U naar R of van E met een korte onderbreking te M naar K. Zo rijgen ze tezamen duizenden letters tot woorden.
Het zijn woorden die ’s ochtends bij het vertrek van de eerste trein nog niet bestonden. Als je al die kriskraswoorden ’s nachts op de emplacementen achter elkaar ziet staan, lees je een bewogen verhaal. Over liefde, werk, geluk en pech. Want van R naar T of van A naar B: overal reist het leven mee.
Wat doen die ruim 500.000 treingangers onderweg? Ik heb het onderzocht. Ze tellen de koeien in het weiland. Ze lezen te dikke boeke. Ze delen hun medisch dossier met een volle coupé – maar de dokter zegt dat het goed komt, hoor je tot je geruststelling. De reizigers werken, praten, sms’en, lachen, eten, drinken en klagen. Kortom: ze voelen zich thuis. Bovenal: ze denken. Want thinking is the best way to travel. Zeker op het spoor, mits je gedachten dezelfde kant op reizen als jij en niet al te vaak willen overstappen.
Ik weet dat. Want ik ben zelf een verstokte treinreiziger. Afgelopen vrijdagavond zat ik in de intercity van Amsterdam naar Den Bosch – hij was keurig op tijd. Op station Amstel stapte een echtpaar op leeftijd in. De man begon een klaagzang over Nederland. Bij Breukelen was hij exact op de helft, zou een latere rekensom leren. Hij nam vooral de verbondenheid in Nederland op de korrel. Die zou verdwenen zijn. Alles ging naar de ratsmodee, riep hij. Culemborg moest nog komen.
In Den Bosch stapte ik uit. Zijn vrouw moest met hem verder. Op de fiets naar huis dacht ik: het is verleidelijk. Om mismoedig onderuit te zakken. Om het leven als een verkreukelde dalurenkaart te zien. Om zo langdurig naar de Maya-kalender aan je muur te staren dat dat wiebelige spijkertje wel los moet raken. Maar dat doet geen recht. Aan nu. Aan straks. Aan onze kinderen. Aan onszelf. Want het leven is een spoorwegovergang. Het tijdloze bord: ‘Wacht tot het rode licht gedoofd is. Er kan nog een kans voorbijkomen.’ Dat is zelfs erg waarschijnlijk Want verbindingen leiden tot kansen. En omgekeerd: kansen leveren verbindingen op. Met ruim 2160 kilometer spoor weet de NS dat als geen ander.
Zo krijgt verbondenheid in Nederland elke dag nieuwe kansen – tegen de scepsis in. Zelfs de klacht van internetters dat de NS nog niet alle treinen met wifi heeft uitgerust, is aanvechtbaar. Want het is er wel. Op elke intercity en sprinter. Wifi: wireless feelings. Want je kijkt iemand aan. Je denkt: ‘k vind je leuk. Of: wat een gewaagde bril. Of: voor wie zou die taart zijn?
Wireless feelings. Nu bij NS. Gratis. Altijd beschikbaar. In eerste en tweede klasse. Ook buiten de spits. Inloggen? Dat kan iedereen. Met het simpelste wachtwoord dat de taal kent: openheid.
Wat je beleeft, nadat je bent ingelogd? Je ziet bij je overbuurman een tatoeage en denkt: die naam vervaagt. Links van je hoor je een gesprek over een familieruzie en je denkt: dat gaat tijd kosten, maar als de wil er is komt het goed. Je ruikt een king size hamburger – daar bij die scholieren – en denkt: beste medereiziger, neem maar kleine langzame hapjes. Dan droom ik mezelf ondertussen naar New York.
More wireless feelings. Je hoort de uitgelatenheid van de vier jongens op het treinbalkon. En opgewekt denk je: levenslust kan zonder noodrem. Bij het weggooien van een koffiebekertje raak je per ongeluk de hand van je buurvrouw en je denkt: wat staat er in haar palm geschreven? Verderop zitten twee senioren – een oud treinstel. Hij fluistert iets. Zij lacht. Dan hij weer iets. Zij nog harder. En je denkt aangedaan: zouden ze al 50 of 60 jaar lol hebben?
Dat is Nederland. Op het zicht een land van 17 miljoen eenlingen. Maar als je goed kijkt, zie je hun zoektocht naar verbinding. Elke dag weer. Zeker in de trein: ruim 500.000 mensen, verknoopt in een netwerk van sporen, technologie, gesprekken, oogopslagen, hoofden, harten.
Ja, ook op dit moment. In deze seconde klinkt een fluitje. In C vertrekt de trein naar het eerdergenoemde B. Onderweg zal hij 132 kilometer per uur halen. In treinstel 5418 – vrolijke stem: “u vindt het nummer boven de tussendeuren” – zit een vrouw. Zij denkt. Met een snelheid van 148 km per uur. Aan hem. Een man. Nog geen getekend gezicht. Nog geen naam. Enkel een gevoel.
Als zij straks in B aankomt, zal ze hem zien. Op perron 3, met dat wonderlijke boeket: 2013 langgesteelde dromen.
Een man, een vrouw. Op de tast zullen hun ogen elkaar vinden. Zij zullen niets zeggen. Samen zullen ze het station uitlopen.
Met die 2013 langgesteelde dromen.
Snij ze schuin af. Pak een ruime vaas. Zet ze in lauw water.
Blijven ze langer goed.