Duizenddingendoekje
In den beginne was er verwondering. Alles was wit en leeg. Totdat God een inktpotje van tafel stootte. “Hè!”, zei God getergd. “Zit d'r nou al de klad in?”, want de achtste dag moest nog aanbreken. In de witte oneindigheid zag hij een vlek kleuren. Driftig begon God te wrijven. Niet handig: het maakte de vlek groter en groter. “Nou ja”, schokschouderde God. “Dán niet. Dan laten we het maar zo.” En hij gaf de vlek een naam: Den Bosch. Hoe ’t die vlek verging, is een heel verhaal. Kost uren; laten we sprongen in de tijd maken. Of nog liever – ook al is dit Den Bosch – flinke sprongen.
Zo gezegd. We schrijven: woensdag 17 mei 2006. In de Verkadefabriek staat de pasbenoemde wethouder Rodney Weterings strak in pak. Geestdriftig ontvouwt hij voor een volle zaal zijn plannen. Maar Weterings spreekt ook bezorgdheid uit. Over de schaarste aan onaffe plekken, niemandslandjes en enclaves van onvoorspelbaarheid. Links, zelfs rechts, klinkt instemmend gemompel. Want het is waar: wij willen oh zo graag die vlekkeloze stad zijn – wat tegelijkertijd de miskenning van stedelijkheid is. Ordentelijk, fris, niemand tot last: Den Bosch. De ideale schoonzoon, die nooit met cakekruimels knoeit en glimlacht tegen elk gezicht.
Die verzuchting van Rodney over de aangeharktheid van Den Bosch, met name van de binnenstad, klonk nog lang na in de Verkadefabriek. Nu, vijf-en-een-half jaar later, is de vraag: wás Rodney Weterings de beschermheilige van de gruizigheid? Zette hij fors in op vlekkerigheid? Of rook ook zijn beleid naar ossengalzeep? Laat ik drie dossiermapjes uit zijn volle kast pakken.
Een: cultuur. En jawel: meteen raak. Want qua vlekkerigheid liet Weterings daar flinke kansen lopen. Voorbeeld? Onder de noemer ‘eigentijds theater’ beleefden bezoekers van Bis tot 2005 bekogelingen – vanaf de speelvloer – met onder meer slagroomtaarten, toiletrollen en ficussen inclusief potaarde. Het roemruchte Alex d’Electrique liet er zelfs een teil met tomatensoep exploderen. Verrukkelijke tijd. Nu moeten wij – mede dankzij Rodney – kunst beleven in die hinderlijk frisse en ruime Verkadefabriek.
Treurnis troef is het ook aan de overzijde, bij de oude sigarenfabriek Vanaf de opening in 1987 was de Willem II Concertzaal een klam hol vol vleermuismuziek. Wie de kleedkamers van de W2 inspecteerde, kon opgelucht concluderen dat het reuze meeviel met de verschraling van de biodiversiteit. Maar nee: Weterings, het duizenddingendoekje van Den Bosch, moest dat pophol zo nodig opknappen. Nu klinkt er ‘So Fresh’ van de rappers Will Smith en Slick Rick.
Niet minder sneu is het lot van het Centrum voor Beeldende Kunst en Grafisch Atelier aan de Boschveldweg. Laatste gerucht: in dat gloednieuwe hoofdkwartier van kunstenaars is zelfs een werkende stofzuiger gesignaleerd. Hier rest slechts hoofdschudden.
Vooruit nog een mapje: volkshuisvesting. Ooit hadden Bossche buurten recht op verval, zwerfvuil en vernielde speeltuintjes. Dat scherpte de waakzaamheid van de burger. Nog een voordeel: de wekelijkse inzameling van handtekeningen, onder de repeterende kop: ‘De maat is nu echt vol!’, droeg sterker bij aan sociale cohesie dan welk kostbaar welzijnsbeleid ook. Tot zover niks nieuws. Tot Weterings kwam. Krachtdadig begon hij met slopen, renoveren en bouwen. In Boschveld, Deuteren, de Groote Wielen, Eikendonk, binnenkort Orthen-Links. Dat werkte. Want al hang je op elke Bossche straathoek een AED-kastje met defibrillator: de stad revitaliseer je toch echt alleen met betaalbare woningen en leefbare buurten. Of er ook een verklaring is voor de stedelijke vernieuwingsdrift van de wethouder? “It’s all in the name”, zeggen ze in Engeland. Dat klopt. Als je lang naar die vijftien letters kijkt, zie je het. Rodney Weterings: destroying + renew.
Derde dossier: de hostels. Begin 2011 schreef ik: in de la van het leven liggen meer messen dan gebaksvorkjes. Nu ken ik de bestekbak van de familie Weterings niet, maar qua getalsverhoudingen zal het eetgerei daar in de Kamperfoeliestraat niet wezenlijk verschillen van dat van andere Bossche huishoudens. Wat wel afwijkt, is het servies. Maak bij Rodney een keukenkastje open en je staat oog in oog met stapels klankborden. Inclusief barsten, want het kletterde nogal op zijn zoektocht naar geschikte locaties voor hostels. Spandoeken, boze brieven, dreigementen. Ging het om hostels? Ja en nee. Ja, want ik zag buurtbewoners met kopzorgen. Nee, want ik zag en las ook Bosschenaren die in hun paradijs geen recht van overpad voor junks duldden – ze vonden dat ze de afgelopen twintig jaar al genoeg Hof van Eden naar de gallemiezen hadden zien gaan. Wat Weterings toch lukte – en dat is knap – was een appèl doen op de collectieve verantwoordelijkheid voor zwakkeren in de stad en er tegelijkertijd rekening mee houden dat we in de 21ste eeuw de facto 16,6 miljoen koninkrijkjes der Nederlanden tellen.
Welk dossier er de afgelopen vijf jaar ook lag, vrijwel altijd werkte zijn aanpak. De Weterings-methode in een notendop: slim en sociaal lenig zijn, op je intuïtie vertrouwen, overrompelen, vastbijten en niet meer loslaten. Of die voor Den Bosch onorthodoxe stijl hem confetti bezorgde? Ja, behalve met Carnaval. Toch moest ook Rodney af en toe door de knieën – een exercitie die hem in de kersverse Flik-Flak-hal aanzienlijk soepeler afging dan in College- of raadsvergaderingen. Ook buiigheid kon hem flink parten spelen. Chronisch slaaptekort? Ongetwijfeld. Maar dat vlagerige humeur verried ook ongeduld. Naar verluidt is de verkoop van druivensuiker in Den Bosch sinds 2006 sterk toegenomen. Ach, we wilden hem toch kunnen bijbenen?
Zijn eigentijdsheid in kennis en mediagedrag kon ook kortsluiting opleveren. Voorbeeld: “Tweet”, zegt Rodney halverwege een ambtelijk overleg. “Mus”, roepen enkele tafelgenoten, die zich nu al verheugen op de teamdag out-of-the-box denken – dit jaar in Avifauna. Nog een voorbeeld: een commissievergadering over De Creatieve Stad en hoe we die kunnen bereiken. “Florida!”, roept Weterings. “Miami!” jubelen enkele raadspensionado’s, want die oude VHS-banden met avonturen van Sonny ‘Crockett’ en Rico Tubbs circuleren nog volop onder de fracties – dát was nog eens een Taskforce. “Nee, Richard”, roept Rodney nurks. “Richard Florida, van ‘The Rise of The Creative Class.” Later zal in de Knillispoort en andere dranklokalen nog lang worden gepuzzeld op wat-Weterings-nou-toch-precies-bedoelde. Een exegese die traditiegetrouw uitloopt op The Rise of The Creative Glass: talloze heildronken op de stad der steden – en doe hier ôk nog wè.
Zal-ie het het gaan missen, z’n stadhuiskamer? Ik denk van wel. Af en toe stond-ie voor het raam. Keek over de Markt. Zag de bruidsparen die zich verbonden en markthandelaren die wanhopig riepen ‘Wie maakt me los?’. Hij zag het. Vanachter die ramen. En peinsde – Rodney’s eigen vorm van het vrije marktdenken, maar dan in een constructieve betekenis. Of zijn analytische denkstijl hard nodig is? Ja, binnen en buiten Den Bosch. Veelzeggend is een tweekolomsbericht dat vorige week in het Brabants Dagblad stond. Het ging over tegenslag. Bij de Efteling. Er stond boven: ‘Haarscheurtjes in Droomvlucht’. Niet eerder zag ik zo scherp in een krantenkop gediagnosticeerd wat er loos is met Nederland. Hoger dan de bonenstaak gingen we. Vanaf begin jaren negentig. En nog hoger. Het kraaien en graaien zou nooit meer stoppen. Dachten we. Vergeefs: ‘Haarscheurtjes in Droomvlucht’. En nog een lange duik te gaan.
Wat is ons antwoord? In 1997 stelde Nobel-prijswinnaar Saul Bellow in zijn roman ‘The actual’: “Misschien zijn we niet sterk genoeg om in het heden te leven.” Als dat zo is, verklaart het waarom veel Bosschenaren naar vroeger hunkeren. Op langdurige nostalgie heb ik Rodney Weterings echter nooit kunnen betrappen. Liever kijkt hij vooruit. Niet onterecht: als het evolutionair verstandiger was om achteruit te kijken, zou ons hoofd wel andersom op onze romp staan.
Wat Rodney nog in z’n mars heeft? “A man's character is his fate”, schreef de eerdergenoemde Bellow in de jaren vijftig. Die wijsheid pakt gunstig uit voor Weterings: hij is eigenzinnig, vechtlustig, bewogen en gepassioneerd. Alleen hondsberoerd voor Den Bosch dat zijn liefde voor ‘het onaffe’ wel erg ver gaat – tot aan zijn wethouderschap toe.
Hij vertrekt. Elders wachten ze op hem. Hoe deze stad verder vaart? Het is gematigd, maar ik heb vertrouwen. Dat put ik voor een deel uit een opbeurende tekst die ik eergisteren zag. Vanuit de trein. Graffiti, op een gebouwtje aan het spoor langs de rafelige Boschveldweg. Grote letters, onstuimig schrift, drie woorden. Afzender onbekend. Maar nu ik het zo in mijn herinnering terughaal... Die A, met dat zelfverzekerde van Armani. Die K met dat koppige karakter. Die G, rond als de cirkel van Gezamenlijkheid. Het staat er in oranjebruine letters: Alles Komt Goed. Zijn motto. Zijn handschrift. Met gelukkig wat vlekken.
______________________________________
woensdag 9 november 2011 | uitgesproken bij het afscheid van Rodney Weterings als wethouder in Den Bosch