Bosch Parade
Ze leunt over haar balkonnetje boven de Binnendieze. Langzaam draait ze een joint. Het zakje met iet-wiet bergt ze zorgvuldig op – voor je het weet waait het weg. Klein is haar huisje aan het Sint Jacobshofje. Maar haar geest? Ze inhaleert diep. Ik schat haar 42. Bruine broek. Grijzig T-shirt met witte strepen. Tikje rafelig in haar verschijning – een ziel zonder zoom. Maar maak je geen zorgen, sussen haar ogen: I’m always diving for pearls.
Een zomeravond. Tegen half negen. Ze kijkt naar de overkant van het water, naar de tuin van het Sint Jans Centrum aan de Papenhulst. Zij staat daar. Wij hier. En tussen haar wimpers groeit een vraag. Wie zijn die pakweg 200 mensen, daar bij het seminarie? Belangstellenden voor de priesteropleiding? Ze neemt een lange trek van haar blow. Straf spul. Het werkt:
Drie saxofonisten komen voorbijdrijven. Toonzetting: Fantasie in F majeur, wat ook geldt voor twee kolossale eierstokken die over de Dieze dobberen. Even later drijft een meisje in een kolossale hoepelrok voorbij, gevolgd door een engel op een eiland dat uit honderden beertjes en andere knuffels bestaat.
Koffie, moet ze gedacht hebben. Sterke koffie helpt. Ze neemt een flinke slok en kijkt verder.
Vier vlokken cappuccino-melk drijven onder haar balkon voorbij. Ze ruziën met elkaar. Tot de verstandigste het opgeklopte gedrag beëindigt. Zijn voorstel tot samenzang wordt mokkend aanvaard. Het zijn niet de enige stemmen op de Dieze. Negen houten lijkkisten passeren. Drie bij drie: sudoku van de dood. In acht kisten kermen zangers; in de middelste kist zit een hoornist. Verderop nadert een eiland dat uit violen, banjo’s en cello’s is samengesteld. Vernuftige mechaniekjes zorgen ervoor dat schommelingen de snaren laten trillen.
Er knapt iets in haar hoofd. Ze steekt nerveus een sigaret op. Niemand uit het publiek lijkt op haar te letten. Ze tuurt opnieuw naar het water:
“Heb jij een vuurtje?”, zingzeggen tien nonnen. Hun habijten zijn met naakte lichamen uit de ‘Tuin der Lusten’ bedrukt. Kersenrodemondjesmaat laten ze ook andere veelbelovende zinnen horen: “Geloof jij in liefde op het eerste gezicht of moet ik nog een keertje langslopen?” Die uitnodiging tot wandelen hoef je de meisjes op de Stapboot niet te doen. De vier bellefleuren uit de Graafsewijk duwen, draaien en trekken aan een rad om vooruit te komen. Honderden rondjes leggen ze af. In het kielzog van hun Stapboot drijft een zwembad van beton. Het is pakweg twaalf meter lang en geniaal in zijn eenvoud. Mannen met badmutsjes duiken voortdurend in het bassin, waarin honderden appels drijven. Waar is de waterslang?
Ik kijk omhoog. De vrouw op het balkon is verdwenen. Het laatste object van de betoverende Bosch Parade komt voorbij. Applaus golft. Publiek sijpelt weg. Alles keert terug in zijn oude staat – ogenschijnlijk. Stilte. Tot het snateren klinkt. Op de Dieze zwemt een eend. Bruin. Grijzig. En met witte strepen.