Welkom in de stad van de messenblokjes
In de nazomer van 1428 besliste het Bossche stadsbestuur dat iedereen het recht had om messen te slijpen. Alleen: ze mochten niet nieuw zijn. Dat is de enige spelregel waar Coen Free zich aan houdt. In zijn column in de Bossche Omroep d.d. 20 juni 2010 over het stadschroniqueurschap scherpt de bestuursvoorzitter van het Koning Willem I College een oud, roestig mes: dat van de publieke verontwaardiging over besteding “van óns belastinggeld” – let vooral op het accent aigu, opdat u niet gerustgesteld achteroverleunt in de veronderstelling dat uw stadsbestuur het geld van Zwitserse, Finse of Albanese belastingbetalers verkwist.
Een open reactie op de column van Free. Om twee redenen. De tekst van Free bevat zoveel feitelijke onjuistheden en slordigheden dat ik 25 jaar lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging van Journalisten [NVJ] geweld zou aandoen als ik enkel mijn schouders zou ophalen. Voor de goede orde: in Den Bosch, dat al in de Middeleeuwen faam genoot als ‘stad van de messen’, mag kritiek vlijmscherp zijn. Ook in de column van Free. Maar wel eerlijk. En met open besteklade.
De tweede reden om uitvoerig te reageren: ik becommentarieer onjuistheden liever nu – bij aanvang van dit stadschroniqueurschap [juni 2010] – dan dat ik elke week dwalingen moet rechtzetten. In die zin ben ik Free dankbaar dat hij de FAQ-lijst over het stadschroniqueurschap al grotendeels in klad heeft aangeleverd. Af en toe zal ik ook in de toekomst bedenkelijke kritiek blijven pareren; zelfs een Bosschenaar kent grenzen aan mededogen. Maar ik ga mijn tijd niet aan elke oprisping in deze stad besteden. Ik bind liever mensen dan maagsappen.
De belangrijkste onjuistheden:
1. Free laat wethouder Rodney Weterings van Cultuur hardop mijmeren in zijn column. De gedachte die hij Weterings toedicht: “Ik stel een stadschroniqueur aan die hopelijk ook mijn beleid letterlijk en figuurlijk zal verlichten.”
De belangrijkste conditie waaronder de stadschroniqueur werkt, is onafhankelijkheid. Het bewijzen van lippendiensten behoort niet tot zijn takenpakket. Verder is Weterings mans genoeg om zijn eigen beleid vol in het licht te zetten.
Verder: niet Weterings maar het College van B&W heeft de stadschroniqueur aangesteld - een subtiel en belangrijk verschil.
2. Free wekt de schijn mij te citeren: [Alink zal] “de Bosschenaren, bij wie het alleen maar om gezelligheid gaat en de kopstukken uit de lokale middenstand en erfgoedmaffia, die alleen maar terugverlangt naar de knusse jaren vijftig,” [eens flink de oren wassen].
Free lapt een van de fatsoensregels uit de journalistiek aan zijn laars: citeer altijd correct. Na herlezing van de quote vermoed ik dat het hak- en plakwerk van Free uit twee teksten afkomstig is. In september 2006 schreef ik naar aanleiding van de toeristische verhuur van Solexen en stepjes in een column voor het Uit-magazine:
“Solexen leuk? Nee. Ontwapenend? Integendeel. Het zijn lawaaierige krengen die onder de Wapenwet zouden moeten vallen. Bovendien stinken ze – vooral naar beschimmelde melancholie. De Solex beleefde zijn feestdagen in de jaren vijftig, de knusse tijd waar kopstukken uit de lokale middenstand en erfgoedmaffia zich nog altijd aan warmen. Saartje heeft de koffie klaar – voor twee euro per voetbad. En de Solex is gepoetst om je nog dieper de steeg van het doodlopende verleden in te jagen. Mijn standpunt: it’s time to step into the future. Step? Zei iemand step?!@#! Arme stad.”
En op 5 juni 2010 citeert het Brabants Dagblad de stadschroniqueur correct:
“Ik ga hardop vragen stellen die niet altijd plezierig zullen overkomen. In Den Bosch is gezellig het belangrijkste woord, alles moet maar gezellig zijn in deze stad, op straffe van verbanning. Den Bosch wordt langzaam een dependance van het openluchtmuseum. Ik wil diegene zijn die op het hoogtepunt van het feest de tl-lampen vol aandoet en en hardop vraagt waarom dit nu zo gezellig is.”
3. Free schrijft over het honorarium: “[daarvoor] krijgt hij dik betaald, van óns belastinggeld; € 18.000 voor 36 columns, wat neerkomt op € 500 per column. Daaraan werkt hij volgens eigen zeggen zo’n twee uur, dus dat betekent een honorarium van € 250 per uur.”
Free, van oorsprong literatuurhistoricus, kent ongetwijfeld de methode van de ‘close reading’: lezen wat er staat. In het Brabants Dagblad van 8 juni 2010 zeg ik gemiddeld twee uur te werken aan de korte columns voor het Uit-magazine. Die twee uur tilt Free uit het verhaal. Vervolgens voert hij dat op als werktijd voor een stadskroniek. Niet netjes van Free. Vandaag, 21 juni, is bij uitstek een dag voor een Midzomernachtsdroom. Maar € 250 euro per uur? Ik zou het niet willen. Nooit. Al kreeg ik het in aangeboden. In plaats van mij te bellen of even te mailen – ik had Free alle feiten aan de hand kunnen doen – publiceert hij onzorgvuldige rekensommen. De feiten: ik schrijf de stadskronieken, die bijna tweemaal zo lang zijn als de columns in het Uit-magazine, tegen een uurtarief van 70 euro. Een kroniek zal gemiddeld zes uur werk vergen: op reportage gaan en/of interviewen; [geschreven] bronnen raadplegen; net zo lang schrijven tot het verhaal sterk is en op benen de wereld in kan. Zo werkt journalistiek.
De cijfermatige exercities van Free schieten ook op een ander punt tekort. Hij vergeet dat deze website geld kost. Voor de komende twee jaar gaat het om ruim € 2900,– voor bouw, vormgeving en hosting van de site inclusief incidentele fotografie. Zo resteert € 15.100 euro voor 36 columns à 6 uur. Dat is bijna € 70 euro per uur. Als Free de NVJ had geraadpleegd, had hij kunnen horen dat dat een regulier uurtarief is voor een zelfstandig gevestigde journalist die 28 jaar in het vak zit. De schrijver schrijft, de bakker bakt en de bestuursvoorzitter zit zijn bestuur voor. Iedereen z’n werk. Iedereen zijn bijdrage aan een plezierige samenleving. En iedereen zijn beloning.
Wat Free ook weglaat in zijn cijferwerk is dat ik, naast de kronieken, een- à tweemaal per week tussentijdse teksten op deze site ga publiceren. Die teksten, overpeinzingen en reacties op de actualiteit, zullen twee à vijf uur werk kosten. Voor niks oftewel ‘veur noppes’, zoals Free in zijn column werk omschrijft dat niet vergoed wordt.
Tot slot in de categorie zorgvuldigheid: mijn voornaam is geen Erik maar Eric.
Afijn, het water in de Maas klotste onverstoorbaar verder. Wat mij rest is de hoop dat de stad mag blijven rekenen op free publicity in al z'n betekenissen. Maar dan wel op feiten gebaseerd.
Voor wie de volledige column van Free wil lezen; zie de digitale versie van Bossche Omroep nummer 24: http://www.bosscheomroep.nl/html/archief.html