Zin in oudjaar

Ontbreken er schakels tussen de Neandertaler en de Bosschenaar? Nee. Evolutionair vloeien zij in elkaar over. Ook de Neandertaler had een buitensporig grote schedel die de valse schijn van intelligentie wekte, sprak in onsamenhangende klanken, hield van bloedworst en was honkvast.

Nog altijd wagen sommige Bosschenaren zich niet buiten de stadwallen. Hun begrijpelijke overweging: voor je het weet raak je in de ban van beschaving. Toch loont een expeditie in de ommelanden. Zeker in 2015, als Orthen, Rosmalen, Empel en Engelen vieren dat zij minstens 1200 jaar bestaan.

Grootste jubilaris is Rosmalen, dat bekend staat als inspiratiebron voor ‘Kolonisten van Catan’, het bordspel waarin je veel grond moet veroveren. Herfst 1995 verscheen dat spel in de winkels. Een maand eerder kreeg Den Bosch eindelijk groen licht om Rosmalen in te lijven. Toeval?

Niet alleen is het zandhazendorp hofleverancier van grond; het huisvest ook het Nationaal Bromvliegmuseum. Ander wapenfeit: van de 466 landgenoten die Van Creij heten, wonen er zo’n honderd in Rosmalen. Wel zitten er twee gejokte zinnen in haar volkslied: ‘Ons durpke is de moiste plaots, die ik oit heb gekend. Daor is noit gin onenighèd, dè is tur onbekend.’ Rosmalen telt vijf bureaus voor conflictbemiddeling.

Noordelijker ligt Empel, dat in 1971 bij Den Bosch kwam. Het is een enclave van harde werkers, knotwilgen en winderige dijken. In de middeleeuwen vormden Empel en Meerwijk een zogeheten heerlijkheid, een kwalificatie die latere kasteelbezoekers van Meerwijk niet zouden aanvechten. Empel is ook een dorp van dappere vrouwen, onder wie kruidenierster Mientje van Uden (88) en Viktorien Dielissen, die Theaterfestival Boulevard gaat leiden. Verder staat het Maasdorp als vrolijk te boek. In Oud-Empel lacht de vis, zelfs als hij is verpakt in een Brabants Dagblad dat – zeldzaam – een nederlaag van v.v. Emplina meldt.

Westwaarts, naar Engelen. Dit dorp staat in het geheugen van Nederland gegrift dankzij de schrijver Alberdingk Thijm. De sleutelzin in zijn kerstlied uit 1852: ‘Daar hoorden zij Engelen zingen.’ Niet Orthen, Empel of Rosmalen. Nog altijd klinken de liederen er vloeiend en klaar, zelfs buiten de repetities van het Crèvekoor. Wat in Engelen tot zingen verleidt, zijn café Het Veerhuis, kastelenlandschap Haverleij en de Dieze waarover het laatste binnenvaartschip-op-doortocht is gepasseerd. De naam? Ongetwijfeld ‘Quo Vadis’, oftewel ‘Waar gaat het naartoe?’, een existentiële vraag die ook buiten Rijkswaterstaat klinkt.

Hekkensluiter is Orthen. Begrijpelijk: een Bosschenaar denkt het liefst pas op z’n sterfbed aan Orthen. Toch leeft het. Dat bewijzen het Nico Schuurmanshuis, café Schutterswelvaren, watersportvereniging De Viking en voetbalclub OSC. Er is één zwart randje. De levendige kerkgemeenschap in Orthen is uit de San Salvator verbannen, wat een taalkundige vraag oproept: ligt de klemtoon in bisdom wel op de goede lettergreep?

Orthen is ook een goudmijn voor sociologen. Hier vind je agenten, wiettelers, kermisexploitanten en woonbootvolk. Hun overeenkomst? Ze zijn vrijzinnig, ietwat dwars en kat-uit-de-boom-kijkerig, maar nooit te beroerd om te roepen dat Orthen – net zoals de drie andere dorpskernen – ouder dan Den Bosch is. In 2015 mag het. Ik kijk uit naar oudjaar.

____________

Publicatie in Brabants Dagblad: 28 januari 2015. Tgv 1200 jaar dorpskernen verschijnen er in 2015 nog vier kronieken in BD en online – over elke dorpskern een.