Geluk
De zaalwacht kijkt niet. Nu! Ik graai in m’n tas. Scheur het boterhammenzakje open. Neem haastig een hap. Heerlijk! Dit is geluk: heimelijk een boterham met kaas eten. In een museum. Meegbrachte etenswaren zijn hier strikt verboden. Even kruimels wegvegen.
Oh, nu kijkt ze. De suppoost van Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch krult haar mondhoeken. Ik lach terug. Voor één dag ben ik haar collega. Ik houd toezicht bij de expositie ‘Reinventing Happiness’ van de Bossche kunstenaars Sjaak en Rosé. Zij hebben een opbeurende collectie teksten, filmpjes en foto’s over geluk verzameld. Andere gastsuppoosten in maart zijn onder meer cabaretier Vincent Bijlo, fysiotherapeute Paulette Verloop, kapster Leona Priem en de schrijvers Mijke Pol en Lucas de Waard. Onze opdracht: ga met bezoekers in gesprek over geluk.
In de zaal staan tekstpanelen, een massagetafel, kappersstoel en verhuiskarren met ruim 700 boeken over geluk. Die zijn tijdelijk uit de Stadsbieb ontvreemd. Een vrouw bladert langdurig in ‘De acht stappen naar geluk’. Dan loopt ze weg. Staat stil na zes stappen. Ze zucht. Weer niet gehaald.
Bezoekers van het Stedelijk Museum herken je. Op hun kleding dragen ze een kleurige sticker in de vorm van een apostrof. An (62) neemt dat aanhalingsteken nogal letterlijk: „Mag ik u even omhelzen?”, lacht de Hilversumse. Dat mag. Geluk vergt offers. Ze ruikt naar een stil huis met een erker.
Wil je geluk zien, dan moet je soms je ogen over de horizon gooien. Dat doen Miep (85) en Torio (88) uit Arnhem. Tien keer per jaar treinen ze naar Den Bosch. Aan hun vaste koffie-met-chocoladebol-tafeltje bij Jan de Groot ontdekken ze telkens weer dat geluk barst, smelt en vlekt.
Je omgeving beïnvloedt sterk je mate van geluk, weten bezoekers. Maar zelfs op treurige plekken kun je jubelen, glimlacht Greet (75). Als kind woonde ze op Coudewater, waar haar vader psychiater was. Elk jaar speelde ze Sinterklaas. Een chronische patiënte, met wie ze heimelijk contact had, naaide de rode mantel. Uit de houtwerkplaats kwam een staf. De schmink voor de pietjes – vaseline en Norit – stelde de apotheek beschikbaar.
Van de pakweg 150 bezoekers spreek ik er 25. Zeventien mensen vinden dat wij recht op geluk hebben. De rest betwijfelt dat of noemt het klinkklare klets. Vrij eensluidend stellen bezoekers dat er grofweg twee vormen van geluk zijn: eigenhandig geregisseerd geluk en toevalsgeluk. Beide zijn onvervalsbaar. Geluk kun je niet in China laten namaken. Nog een overtuiging: geluk is dun, geel sijpelzand: je hebt en houdt het niet in de hand.
Voorspoed maakt de tongen los. Geluk? Dat is kleinzoon Tygo van twee. Maar ook jezelf verliezen in muziek. Geluk is een treingesprek met een onbekende. Geluk is drie bevallingen. Geluk is gelukt zijn.
Er is ook ongeluk. De man uit B. vertelt. Over zijn vrijgezelle oom die in 2001 stierf. Een uur later hoorde hij dat het zijn biologische vader was. Anderen doen een boekje open over ontslag, scheiding, ziekte: wij krassen loten, het lot krast ons.
Half zes. Ik loop het museum uit. Zonnetje. Volgens de TomTom is het nog 158,3 kilometer naar de Gelukstraat in Gent. Maar ik sla rechtsaf. Huiswaarts. Nog 1,2 kilometer. Geluk is een broodtrommel die je naam kent.
____________________________
Publicatie Brabants Dagblad: 19 maart 2014