Sportdrank

Heeft het leven zin? Pfff, koppijnvraag. Want wij zijn slechts een bijzin, van de hoofdzin die we niet kunnen begrijpen. Toch kom je als Bosschenaar niet vergeefs op de wereld. Op z’n minst kun je proberen om jezelf en anderen te verwonderen. Dat deden ze, de 44 stadsgenoten die ooit aan de Olympische Spelen deelnamen. Henri Smulders, die in 1863 aan de Zuid-Willemsvaart ter wereld kwam, opent het defilé. Hij won met zeilen de tweede prijs, op de Spelen van 1900 te Parijs. Voorlopige hekkensluiter is Dennis Bekkers, die in 2008 op een taekwando-mat in Beijing het misverstand vloerde dat Bosschenaren louter uitblinken in de 400 meter fusten sjouwen. Wat al deze sporters delen met grote denkers en doeners is het verlangen om te excelleren. Zij hunkerden naar tienen met griffels, op gras, gravel en grote sportfestijnen. Zo verwonderden zij zichzelf en de wereld.

Met zeventien sporten – van atletiek tot zwemmen – bestrijken de 44 Olympiado’s uit Den Bosch en Rosmalen het gehele Alfabet van het Zweet. Vooral voor water tonen zij een zwak: één ijshockeyer, twee roeiers, drie zwemmers, vier zeilers. Dat verklapt de oorsprong van de Bosschenaar, die bij inspanning al vrij snel het moerasvocht op zijn voorhoofd heeft staan.

Wie in de levensverhalen van de sporthelden duikt, ontdekt dat het gewone stervelingen zijn. Overspeligheid, ruzies, verkeerde wissels. Hebzucht, jaloezie, pech. Maar ook: de wielrenner – Gerrit Schulte – die op Lariksplein 12 zijn trainer om de hand van dochter Toos vraagt en de hockeyhelden die in navolging van de Griekse koning Midas alles wat zij aanraken in goud zien veranderen.

Is er ook leven na de Olympus? Ja. Judoka Willy Wilhelm eindigt als show-artiest in een Portugees café; hockeyster Anneloes Nieuwenhuizen hoedt duizend schapen in Zuid-Ierland; voetballer Felix von Heijden schopt het tot burgemeester van Rosmalen. Van Adidas tot ambtsketen: een wonderlijke weg. Het zou burgemeester Ton Rombouts, ijverig vice-voorzitter van NOC*NSF, kunnen uitdagen om dat pad in omgekeerde richting te bewandelen – FC Den Bosch, er is nog hoop.

Kan roem eeuwig zijn? ‘Omnia vanitas’, waarschuwt het bijbelboek Spreuken. Oftewel: alles is ijdel, verknoei je tijd niet. Ook Brabantse schilders maakten stillevens vol zandlopers, omgevallen glazen en verlepte gladiolen. Hun verf zegt: schiet op, voordat je kansen opdrogen. In de kleedkamers van HC Den Bosch, Flik-Flak of De Hertog zie je zelden zulke vanitas-schilderijen. Logisch: sporters weten dat je geen seconde moet verknoeien. Hun zandloper loopt, de bloemen verwelken al vóór de uitreiking en de tubatonen verwaaien nadat bij het Wilhelmus een traan is weggepinkt. Alle roem is vergankelijk.

Voor Den Bosch, Sportstad van het Jaar 2010, zou dat reden moeten zijn om nieuwe straten ook naar sporthelden te vernoemen. Weliswaar zijn de straatnaambordjes blauw met wit – een stille ode aan FC Den Bosch en handbalvereniging Blauw-Wit – maar ze herinneren vooral aan kerkvorsten, staatslieden en wetenschappers. Zouden de negen ambtenaren van de werkgroep Straatnaamgeving niet de fut hebben om de kubieke meters Bossche sportarchieven door te ploegen? Twee remedies. Eén: een infuus van onverdunde sportdrank, opdat de werkgroepleden aan vitaliteit winnen. Of twee: de aanschaf van het kersverse boek ‘Olympische Sporen in ’s-Hertogenbosch’ van Henk Mees en Piet Lauwen. Grote kans dat er ooit nieuwe helden worden geboren, aan het Mijntje Donnersplein, de Kees Krijghstraat of Lotte Jonathansweg. De slingers liggen klaar.

____________________________________________

Publicatie in Brabants Dagblad: 9 mei 2012

Deze kroniek is een verkorte versie van de tekst die is uitgesproken op maandag 7 mei 2012 in het Bestuurscentrum van Den Bosch op een bijeenkomst van oud-deelnemers aan de Olympische Spelen en familieleden.