Woensdag, slachtdag

Krap elf maanden geleden overwon ik mijn aarzeling. Ik belde 038 - 37 666 37. „Goedemiddag”, zei ik. „Spreek ik met Friki?” „Daar spreekt u mee”, snavelde een vrouw. 
„Hebt u kippenvel?”, vroeg ik. 
„Nee”, zei de telefoniste. „Voor kippenvel is er geen markt meer in Nederland. Vroeger wel. Kan ik verder nog iets voor u betekenen?” Enigszins van slag herhaalde ik haar vraag. „Of u iets voor mij zou kunnen betekenen? Da's een welkom aanbod. Want wat van betekenis is, raakt steeds verder uit het zicht in Nederland.”

Zoetjesaan ontstond een openhartig gesprek. „Alle tijd”, tokte de telefoniste van de Friki Helpdesk – in januari liep het nooit zo storm, vertelde ze. We kwamen over vroeger te spreken. Toen we nog in Grote Verhalen geloofden: christendom, socialisme, communisme en kapitalisme. „Al die sprookjes hebben hun betovering verloren”, zuchtte ze. „Maar ja, ik zeg altijd maar: zorgen voor morgen.” Ze bevestigde dat ze die tegelwijsheid gisteren had opgehangen.

Na dat telefoongesprek ben ik naar de Boerenbond gegaan. Mijn boodschappenlijstje: vier lange palen, een doos krammen en wat rollen gaas. In onze achtertuin heb ik een hok gebouwd. Een week later heb ik in Haarsteeg de kip van m’n dromen gekocht. Een Jersey Giant, het grootste ras ter wereld. Ik heb die kip ook een naam gegeven: 2011. Da’s een gekke naam, maar ze luistert er wel naar.

Al maanden ben ik haar vet aan het mesten. Zo obees als het maar zijn kan. In de zomer heb ik zelfs een houten looprekje voor haar moeten knutselen. Van satéstokjes. Want van zwaarlijvigheid zakte ze zowat door haar kippenkuiten. Op Werelddierendag woog ze al 4,2 kilo.

Morgen kan het kippenlooprekje op Marktplaats. Want vandaag, op Onnozele Kinderen, is het zover: ik ga 2011 ritueel slachten. Verdoofd? Ja, maar zonder koolmonoxidekapje of elektrokuterende waterbak. Ik geef de voorkeur aan het krachtigste verdovingsmiddel dat ik ken: de werkelijkheid. Na het avondeten zal ik 2011 op schoot nemen en haar bedwelmen met waargebeurde verhalen uit Den Bosch. Over drie wethouders die plotsklaps vertrokken. Over een ziekenhuis dat na 741 jaar het centrum uit moest. Over een bisschop die Psalmen 38 vers 13 op de muren van de San Salvator schilderde: ‘Ik houd mij doof en wil niet horen.’

Als m’n kip vanavond niet vlot genoeg onder zeil raakt, zal ik haar met straffer spul narcotiseren: verhalen over Nederland. Over de opmars van de onverdraagzamen. Over het afdanken van cultuur, natuur en al het andere dat dreigt te ontroeren. Over het rafelige spandoek van een groeiend aantal Nederlanders, waarop maar drie woorden gekalkt staan: ‘En nu ik!’

Tegen die tijd zal de kip in een diepe roes zijn weggezakt. Na de genadeklap zal ik haar plukken. Het vel zal ik liefdevol verwijderen en in stukjes van pakweg vier bij vier centimeter snijden. Die leg ik te drogen. Vrijdag ga ik ze posten in feestelijke enveloppen: honderden stukjes bleekwitte huid. Mijn adressenlijst? Die is al klaar. Er staan louter mensen op die nergens meer koud of warm van raken. Noch van angst, noch van ontroering. Die bestaan. In de Tweede Kamer. Bij bedrijven en overheden. Misschien wel in onze badkamerspiegel.

Op oudjaarsdag zal ik het hok van 2011 afbreken. Tijdens het oprollen van het gaas zal ik aan al die honderden kersvers bezorgde enveloppen denken. Met een glimlach. Omdat iedereen het verdient om kippenvel te krijgen.

_____________________

gepubliceerd in het Brabants Dagblad op 28 december 2011