Geachte heer Gijsbers,
U bent een drukbezet man. Toch schrijf ik u een brief, nu dat eindelijk kan: zoetjesaan keert de rust in Den Bosch terug. Terrasstoelen verdwijnen in kelders, confettikanonnen zwijgen, eenden heroveren het Hellegat. Zelfs de ronkende Solexjes van de pretverhuur lijken tijdelijk onder zeil – moge zij rusten en roesten in vrede.
Ter zake. Ik benader u omdat ik een aantrekkelijk plan heb. Zowel u als Den Bosch – en uiteraard in die volgorde – zult er garen bij spinnen. Waar ik die zekerheid op stoel? Op glasharde feiten. Dit is de stad der steden! Wij tellen 1132 monumenten en bewaken het sociale DNA van Brabant. Dat trekt volk. Miljoenen bezoekers. Elk jaar weer, elk jaar meer.
Kent u Den Bosch, meneer Gijsbers? Vast wel. Volgens de ANWB Routeplanner is het slechts 74,5 kilometer van uw bureaustoel naar onze Markt. Aan ons imago zal het niet liggen: wij zijn Apple Pie, geen Occupy. Bovendien lokt ons authentieke erfgoed, waaronder de Sint-Jan, de Binnendieze en sporen van Jheronimus Bosch. Ik zeg u: als ze ooit een teennagel van Adam of Eva opgraven, dan zal het hier zijn. Eens het paradijs, altijd het paradijs.
Maar toch. Je ziet het groeien. De onzekerheid, meneer Gijsbers. Van binnenstad tot Bokhoven: we raken angstig. Voor de tragedie van de treuro. Voor 1,3 miljard Chinezen die over de Muur gluren. Voor torenhoge ziektekosten. Voor allochtonen – zelfs als ze beuling lusten of in vlekkeloos Bosch sèpnèk kunnen zeggen.
”We hadden toch recht op geluk?”, hoor je Bosschenaren mismoedig zeggen. Ja, hadden. Maar drie weken geleden somberde De Efteling al in een persbericht: ‘Haarscheurtjes in Droomvlucht’. Symbolischer kan het niet.
Nu de wereld wiebelt, gaan mensen ook vaker achteruitkijken. Naar wat was. Naar wat niet terugkomt. „Nooit meer?”, hoor ik u verschrikt zeggen? Wees niet bezorgd, meneer Gijsbers: ik heb vreugdevol nieuws. Want Den Bosch is de Hans Klok onder de steden. Wat weg is, kunnen wij weer tevoorschijn laten komen. Nee, geen konijn, doorgezaagd weesmeisje of boeketje vergeetmenietjes. Deze stad is tot groter illusionisme in staat. Wij toveren een puthuis terug. Plus kapelletje. Geef ons vrij spel en wij herbouwen de Piekenpoort op het Heetmanplein. Zelfs de afgebroken volkswijk De Pijp metselen we weer overeind, zo u wilt. Nu zult u mompelen: „Dat zijn dan toch geen echte monumenten? Da’s toch schijn?’’ Dat is waar, meneer Gijsbers. Maar in de 21ste eeuw kun je authenticiteit kopen. Met een gratis zakje spinrag erbij.
Voor ik u mijn plan ontvouw, wil ik u nog één gewetensvraag stellen: denkt u dat wij anno 2011 meer toekomst dan verleden hebben? Velen in Den Bosch denken het laatste. U waarschijnlijk ook. Mooi, dat botert. Wat mijn plan extra levensvatbaar maakt, is het plotsklapse vertrek van cultuurwethouder Rodney Weterings. Sympathieke man, maar hij had een allergie voor de verleden tijd – vooral de onvoltooid verleden tijd. Misschien is zijn opvolger, Jeroen Weyers, wel voor rede vatbaar. Als die in de komende vergadering van B & W mijn plan onthult om van deze stad uw exclusieve nevenvestiging te maken, dan is de kans groot dat hij in één klap gezag en vertrouwen wint.
Geachte heer Gijsbers, u zou een dief van uw eigen toekomst – en de onze – zijn, als u dit niet in uw Management Team zou bespreken. Zo nodig kom ik u in een oriënterend gesprek het verdienmodel toelichten. Tot slot: ik durf erop te vertrouwen dat u, als directeur van het Openluchtmuseum, mijn voorstel met discretie zult behandelen.
Hartelijke groet,
Eric Alink, stadschroniqueur van Den Bosch
___________________________________________
Publicatiedatum in Brabants Dagblad: 16 november 2011