Laatste Hulp Bij Ongelukken

Een wankel keukentrapje beklimmen, in het café een kort lontje van 1.95 meter lang tegenspreken of slaperig onder lijn 61 lopen. Vele wegen leiden naar de Spoedeisende Hulp van het Grootziekengasthuis. Daar komen jaarlijks 32.000 mensen binnen – horizontaal, scheef of verticaal. Maar haast is geboden. Na 737 jaar eindigt vandaag de kans om halsoverkop ziek, zwak of misselijk het Grôôt te bezoeken. Voor verpleegkundige Joost Jan is dit de slotavond in de frontlinie.  

Klokslag acht. Spoedeisend Verlangen naar Koffie; even een bakkie in het personeelshok. Op tafel ligt de video ‘Never Talk to Strangers’. Maar die waarschuwing slaan ze hier stug in de wind. Alle 147 nationaliteiten uit de stad zijn welkom. Want de wereld is groot, het Groot is een wereld. Wanneer de taal hapert, helpt de Tolkentelefoon. Galsteen in het Litouws? Tulžies akmuo. Au is au.

Schemer op de Zuid-Willemsvaart. Elf bezoekers in de wachtkamer, onder wie twee allochtonen. Wat Wilders verzwijgt: Allah gaf moslims een hart, zintuigen en een pijngrens. Ook traanklieren, weet Joost Jan. Die keer in de wachtkamer, de Marokkaanse vrouw met het dekentje. Ze wikkelde het open. Kindje niet goed, hakkelde ze. Twee dagen dood.

Volle bak rond tienen. Ambulancebroeders zoeken een lege onderzoekskamer. Van de zestien zijn er al negen bezet. Meneer Bax vecht met z’n zuurstofkapje, zesjarige Iris heeft een gebroken pols, mevrouw Yilmaz al twaalf uur lang een neusbloeding. Zenuwachtige familieleden ijsberen over de gang. Het is 25,3˚ Celsius. De internist oogt kalm, verpleegkundig coördinator Karin zelfs ontspannen. Haar geschatte polsslag: 68.

Achter de röntgenruimte ligt een betegelde behandelzaal. ‘Overlijdenpapieren in de bovenste la rechts’, meldt een sticker. Er liggen er nog vier in. Ze wachten geduldig. Zo’n 30 à 40 keer per jaar ziet Joost Jan de dood binnenkomen. Vaak op de reanimatiekamer. Een porseleinen omaatje van 94 dat hemelt, daar kan hij mee leven. Maar kinderen? De herinnering: vier jaar was de drenkelinge. Vergeefse beademing. De moeder die brak. Soms zwijg je in dit vak, dan lig je uitgeteld in de touwen van de taal. Ja, ook kindermishandeling hakt er in. Sommige Bossche huizen lijken louter uit trap te bestaan.

Portiershok, kwart over tien. Frank werkt hier al 17 jaar. Fijne plek. Een binnenstadsziekenhuis: voortdurend leven. Plus vaste kostgangers – en niet de saaiste: de zelfbenoemde keizer, die altijd een majesteitelijk kopje koffie krijgt aangeboden. Of de oud-veteraan uit Srebrenica, die in een enclave tussen waan en werkelijkheid leeft. In het wandkastje van Frank hangen 340 sleutels. Over een weekje mogen ze met pensioen. Sleutel 67: Kapel, 105: Alcoholhok apotheek en 226: Gastvrouw. Alleen de sleutel van de hemelpoort verhuist meer naar het nieuwe ziekenhuis op West.

Ambulancepersoneel rolt Katja binnen. Ze heeft al gebraakt. Ja, vindt ze zelf ook: 250 tabletten slikken, is niet de oplossing. Waarom ze vandaag dood wil? Staat op dat briefje, in d’r hand. Kalm drinkt ze de Norit-spoeling die Joost Jan haar liefdevol geeft. Hij niest. “Gezondheid”, mompelt ze. Een klop op de deur: haar vader en moeder. Links van Katja’s hoofd zit een rode sticker op de muur: ‘Lachgas afgesloten’.

‘Ik ga mee!’, zegt een olijk verhuisstickertje op een bewakingsmonitor. Op alle inventaris zit een rode of groene Smiley. Alleen Nijntje kijkt sip: geen sticker voor het troostkonijn dat aan de muur hangt. Om tien over elf trekt Joost Jan z’n witte verplegersjasje uit. Hij zucht. Afscheid na elf jaar Eerste Hulp. Niet niks. Joost Jan fietst de nacht in. Naar huis, in Zaltbommel. Lange, donkere weg. Kijk je uit, Joost Jan?

 

_____________________________________________

woensdag 27 april 2011 - Dit is het laatste deel in het tweeluik dat is gewijd aan de opheffing van het Grootziekengasthuis in de Bossche binnenstad. Deel 1 is in het archief van 'Kronieken | Columns' op deze site terug te vinden.

De voor- en achternamen van de bezoekers zijn gefingeerd.