Wat de krant nooit haalde in 2010
Zondag 3 januari 2010. Tegen 11.00 uur. In de Arena rent Joep met zes vriendjes tegen de roltrap op. ‘Jongens, kom nou!’, roept moeder Gerdy. Vorige week is zoonlief twaalf jaar geworden. Toen hij ooit z’n hartenwens uitsprak, dacht ze: dat lukt nooit. Toch heeft ze de stoute schoenen aangetrokken. “Tsja,” zei de bedrijfsleider van de Albert Heijn. “Ik heb zelf ook kinderen. Dus ik snap wel dat-ie verstoppertje wil spelen. Nou, voor één keer.” Nu is het zover. Een uur krijgen ze, want om 12.00 uur begint de koopzondag. Zeven jongetjes. Achter de kassa. Op de winkelwagentjes. Tussen de kratten bier. Achter de monitoren van de bewakingscamera’s. Buut vrij. De les van AH: geluk moet je niet hamsteren. Dat moet je proeven. Vers.
Dinsdag 7 september 2010. Toine snapt het niet. Waarom uitgerekend vandaag een blokje om? Op z’n 60ste verjaardag? Als hulpverlener bij crisisopvang De Driesprong is hij al genoeg in touw. Nou, vooruit dan maar. Vriendin Marion gidst hem. Van Sint-straten naar Sint Jan. Het feestvarken kijkt rond. Tijd: 16.59 uur. Nog dertig seconden. Nog tien. Dan vliegen de duiven verschrikt op. Uit de klokkentoren kleppert ‘Lang zal hij leven’ en ‘Er is er een jarig’. Een confetti van feestklanken dwarrelt over Den Bosch. Cadeautje. Van Marion en stadsbeiaardier Joost van Balkom. Eenmalig, want de sympathieke klokkenspeler is geen jukebox. Na torenbeklimming buigt de jarige zich over de balustrade. Met een glaasje-voor-op-z'n-gezondheid. Kijk, daar beneden. Zwaaiende vrienden. En zonlicht dat drie woorden op de Parade schrijft: In de gloria.
Woendag 17 november 2010, rond 23.00 uur. Klabam! Te laat. Chris en haar drie vriendinnen stappen uit. Ochgottoch: een onoplettend hert. Dood. Een vrouwtje. Plaats delict: de rechterrijbaan tussen het Shell-benzinestation en Provinciehuis. En nou? Medepassagier Petra weet raad: Dierenambulance bellen. Of dat tot wederopstanding van Bambi zal leiden? Ach, zo tussen Allerzielen en Kerstmis hoor je wel vaker wonderlijke verhalen over leven en dood. Maar de hulpdienst voor hert, hond en hangoorkonijn biedt slechts een antwoordapparaat. Vanavond geen beestenbrancard c.q. dierbaar.
Tsja. Dan maar 0900-8844. De meldkamerman luistert begripvol. Alleen: in zijn handboek staat bij de H geen richtlijn voor Hert-met-dode-ogen in ’s-Hertogenbosch. “Ik overleg even”, zegt de agent. Anderhalve minuut later. “Hebt u ook schade?” Ja, bumper en kentekenplaat. “In dat geval”, zegt hij vaderlijk, “is hier het advies om het hert in te laden en aan een slager te verkopen. Krijgt u toch nog iets vergoed.”
Stilte. Duisternis. Op het asfalt Bambi, met ogen als een gebroken film. Maar de kofferbak blijft leeg. Want hoe verklaar je de volgende ochtend aan je dochter dat er een koddig wit pluimpje boven het reservewiel uitsteekt? Huiverend sjorren de dames het hert de berm in. Slikken. Afscheid. Kwartiertje later. In een Bosch restaurant fronst een bevriende chef-kok z’n wenkbrauwen. “Waar precies?” “Bij het Provinciehuis”, zegt Chris. Ze is psychologe en thuis in rouwverwerking. Zo voorziet ze pas nachtrust nadat zij voor Hert een liefdevolle bestemming heeft geregeld. De chef-kok zet z’n muts af, haalt diep adem en pakt z’n autosleuteltjes.
Gaat u met Kerstmis uit eten? Als u in uw hertenfilet een stukje kentekenplaat tegenkomt, dan hebt u één zekerheid: het was een streekhert. Een plezierige gedachte, in de nadagen van 's-Hertogenbosch Hoofdstad van de Smaak. Moge 2011 vooral naar hert smaken: zachtmoedigheid.