Lijndienst Rosmalen
“Tempo! Kom op nou, Ruben! Ja! Oôôh, zonde!” Langs veld 5 van OJC kreunen zo’n 40 vaders, moeders en andere familieleden. Die kleine veldheer daar, die hoort bij hen. En als-ie ooit bij AC Milan speelt, zullen ze elkaar betekenisvol toeknikken: da’s d’r een van ons. Kwestie van DNA, spinazie met Rosmalens zand en veel trainen. Belangrijke technieken: ingraven, muurtje maken en vloeren – want dat half Rosmalen bij Heijmans en Hoedemakers werkt, mogen de knikknieënde tegenstanders best weten.
“‘Lars, jongen! Uit-kap-pen!” Nee, nieuw voegwerk heeft het clubpaviljoen niet nodig. OJC bezit een intimiderend mooi sportcomplex. Het ligt in de leegte tussen De Groote Wielen – ‘wel keiveel Bosschenaren daar’ – en de Rosmalense wijk De Overlaet. Al enkele jaren een gedemilitariseerde zone, want ach: Bosch belang is zoetjesaan ook Rosmalens belang. Sport verbroedert. Zelfs generaties en milieus. Oud-rechercheur Klaas brult z’n kleinzoons naar de victorie, TNO-consultant Ton moedigt z’n dochter Britt aan – OJC telt zes meidenteams – en kapster Chantal geeft haar scorende neef Max een high five. Een kalme zaterdag, oordeelt jeugdcoördinator Jan. Zo’n 35 OJC-elftallen op pad, 29 thuiswedstrijden. Vanochtend half zeven – vaste prik – is het hek geopend. Ja, elke dag is het hier bal. Typisch voor OJC? De sfeer, meneer. In Rosmalen is het sociale weefsel nog intact: 450 vrijwilligers en 25 commissies telt de club. Hoezo zuur land?
Kanttekening: op de OJC-velden hoor je het halve Prisma Voornamenboekje voorbij waaien – Joshua, Niels, Pepijn. Maar Ibrahim, Gökhan en Wahid hoeven zich niet warm te te lopen. Die zitten thuis. Iedereen kan zich inschrijven, bezweert Jan. Toch zijn er van de 1850 leden krap 60 allochtoon. Een witte club. Dat weten ook autochtone Bosschenaren. Sommigen zeggen: mijn Cruijffje in spe? Hup, naar OJC. En liever niet naar – ach, laat maar. De buitenspelval in Nederland staat al genoeg open.
“Aanbieden, Sander! Ja, lopen! Tikkie naar Stijn!” Messcherp spelen de F5-jes van OJC. Niks vlindertjes of lieveheersbeestjes zoeken. Dit is ernst. Maar hun beenhouwersplan – gedisciplineerd half-om-half maken van Zwaluw F3 – strandt bij 2-3. Dat ligt aan de nog naamloze mascotte, luidt de analyse. Gelukkig valt op veld vier een goal voor de thuisploeg. ‘Vet verdiend!’, glundert een man. Dat is ook het credo in het snackhoekje bij de bar. Vier dozen kroketten per zaterdag, schat kantinebaas Antoine, oud-prins Carnaval. Plus kilo’s gesneden aardappelen. Want in 2010 geldt: voetbal is een frietje oorlog. Toch hoeft de Commissie Normen en Waarden van OJC zelden een lid te schorsen. Af en toe een taakstraf. Ballen oppompen. Hoekvlaggen uitzetten. Of ranja schenken. Maar meestal lest terreinbeheerder Rob de dorst. Drie jerrycans aardbeiensiroop. Vijftien liter. Da’s 700 bekertjes. En eentje extra voor die ene pechvogel. Een bloedneusje. In OJC-rood.
Tussen de kleedkamers geurt het materiaalhok. Hier heerst Rien over 800 ballen, tientallen oranje kegels en 25 fluitjes. Maar er is meer. Zie je die foto? Braziliaanse sloppenwijkkinderen. In onze shirtjes. Met de oude sponsornaam erop. Zo lopen d’r ook in Gambia rond. Simpel: voor OJC is de wereld groter dan 69 x 105 meter.
Ruzietje bij de fietsen. Vader in bodywarmer beent weg. Zoontje tiert. Groote Wielen, Kleine Waterlanders. Wacht maar. Tot hij bij Manchester United zit: the boy from The Big Wheels. Duizend doelpunten zal-ie turven. Op z’n slaapkamerbehangetje. Maar eerst naar die bodywarmer lopen. Goedmaken. Uit tegen jezelf: altijd moeilijk.
Zelfs bij OJC.